Hans Staphorsius (GroenLinks)

Auteur: JHvZ iso 22111950 Jan van Zijp

In augustus 1956 kwamen wij, mijn moeder (mem) en mijn twee kleinere broertjes en ikzelf, als een soort gezinshereniging, ook naar Amsterdam. In een vrachtwagencombinatie met het weinige huisraad tussen de varkenspootjes (die afgeleverd moesten worden in de haven) werden wij afgeleverd in de zandwoestijn die Geuzenveld destijds was.

Hans Staphorsius , een Friese Amsterdammer

Hans Staphorsius , een Friese Amsterdammer Door: Hans Staphorsius

Alle rechten voorbehouden

In 1950 ben ik geboren (19-9-1950) in Drachten (Gemeente Smallingerland) en vervolgens heb ik de eerste 6 jaar van mijn leven gewoond in Gorredijk Opsterland) in de provincie Friesland (Fryslan)
In 1955 ging mijn vader (heit) die in Gorredijk een Naaimachine- en Fotozaak had, gedwongen door de slechte economische toestanden kort na de oorlog — er waren zelfs nog dingen op de bon- werken bij de gemeentetram in Amsterdam.
In augustus 1956 kwamen wij, mijn moeder (mem) en mijn twee kleinere broertjes en ikzelf, als een soort gezinshereniging, ook naar Amsterdam. In een vrachtwagencombinatie met het weinige huisraad tussen de varkenspootjes (die afgeleverd moesten worden in de haven) werden wij afgeleverd in de zandwoestijn die Geuzenveld destijds was. In de Dolhaantjestraat op nummer 39 kregen we een voor die tijd ruime en geriefelijke woning, met een ruime keuken, een inpandig toilet, warm en koud water en een douche. Dank zij de gemeentebetrekking bij het GVB was de weekhuur voor mijn vader net op te brengen, al moest er voortdurend bij worden geklust. Menige brommer en naaimachine van de buurmannen en vrouwen werden door die handige Friese buurman gerepareerd.
Ondertussen maakte mijn broertjes en ik kennis met de buurkinderen die veelal afkomstig waren uit de Amsterdamse volksbuurten en die ons (boertjes) graag in de maling namen.
Wij spaken in het begin alleen maar fries, maar al snel kregen we het (plat) Amsterdams onder de knie. Mijn broertjes moesten naar de kleuterschool maar ik als late leerling (werd pas 19 september 6) was nog een heel jaar vrij van de lagere school.
In de wilde zand en watervlaktes rondom ons huis was het heerlijk spelen in het lange riet, de kleine slootjes en de in aanbouw zijnde huizen. Maar na een jaar moest ook ik er aan geloven.
Op het dammetje in de dependance van de Goeman Borgesiusschool begon ook voor mij de lagere school. Ik was door het jaar buiten spelen, niet echt gezegend met veel zitvlees en was regelmatig buiten het schoolgebouw te vinden, ook als dit niet de bedoeling was. Als ik wel op school was eindigde ik vaak op de gang tussen de jassen, met een stukje papier en een potlood. Dus van veel progressie en ontwikkeling was aanvankelijk geen sprake. Toen ik in de 2e en 3e klas een Friese juffrouw kreeg die het leuk vond om met mij fries te blijven praten stagneerde mijn taalontwikkeling ook nog. Uiteindelijk betekende dit dat ik in de 4e klas werd overgeplaatst naar de Prof. Dr. Ovide Decrolyschool op de Cort van der Lindenkade, waar ik de rest van mijn lagere school heb afgemaakt. Daar werden alle achterstanden weer ingelopen, werd de 5e en 6e klas zelf in een jaar gedaan en kwam zelfs een carrière als automonteur in beeld. Mijn vader die dit altijd gewild had, maar door de crisis in de jaren ’30 nooit de kans had gehad, zag dat helemaal zitten.
De volgende stap in mijn jonge leven was dan ook de dagelijkse gang met de fiets (later brommer) of de tram naar de 3e TLS aan het Timorplein, helemaal in Amsterdam Oost.
Automonteur was mij voorgespiegeld maar ik heb in al mijn jaren op deze school nooit een keer een auto van dichtbij mogen bekijken laat staan er aan sleutelen. In het eerste jaar werd er alleen maar metaal bewerken gedaan en stond ik soms uren op een blokje ijzer te vijlen om het mooi haaks en vlak te krijgen. Hele middagen stond ik achter mijn bankschroef en produceerde ik niets anders dan slijpsel en vijlsel. Hier kwam mijn vrijgevochten gedrag, wat op de LOM school zo goed begeleid was, weer bovendrijven. Ik gooide de kont tegen de krib, was niet meer gemotiveerd (ook door de situatie thuis waar mijn ouders inmiddels gescheiden waren) en begon (weer) te spijbelen. Eerst was ik nog wel een paar keer met strafwerk opgesloten in het gereedschapmagazijn, maar daar keek ik meer naar buiten dan dat ik mijn machtsverheffingen uitrekende. Ook mij verplaatsen naar de adjunct directeur hielp niet echt, de sommen waren nooit af en ik kreeg er steeds weer nieuwe bij. Toen de adj. Directeur mij ten einde raad maar terugstuurde naar de praktijkles, begon voor mij het grote spijbelen. Hele middagen (de praktijklessen) zwierf ik door de (binnen)stad om uiteindelijk keurig op tijd thuis te arriveren. Uiteindelijk spraken de adjunct en de praktijkmeester elkaar en werd Hans door beide gemist. Vader op school, praten, praten en nog eens praten en uiteindelijk de keus. Loodgieter of schilder want dat was nog mogelijk als al het andere niet meer mogelijk was.
Het werd loodgieter en ineens kwam er weer perspectief. Dit was leuk, afwisselend en mooi werk. Hier zag je tenminste resultaat van je werk en leren. En hier waren ook leuke leraren.
De een (loodgieter) was een echte Ajaxied, de andere (vaktheorie) was voor Den Bosch en de ander (vaktekenen) kon prachtig vertellen over de konvooien uit de 2e wereldoorlog en de zeemijnen. Na 2 jaar had ik mijn LTS diploma Lootgieter.
Al tijdens het laatste jaar op de LTS waren we op een aantal excursies geweest bij de blikfabriek Verblifa, het abattoir en het Gemeente Energie Bedrijf (GEB).
Onder druk van mijn vader (immers ook gemeenteambtenaar) werd het de bedrijfsschool van het GEB. Dus voortaan fietste en bromde ik naar de Hoogte Kadijk. Daar werd de opleiding tot gasfitter ter hand genomen, met afwisselend praktijk, theorie (algemeen vormend onderwijs) en sport. En in het 2e jaar daarbij ook nog de interne stage’s bij de buitendienstafdeling op het gebied van Gas, Elektriciteit en Warmwaterapparatuur.
Na 2 jaar bedrijfsschool was ik aspirant bedrijfsgasfitter en ging ik als assistent monteur de buitendienst in. Na een tijdje gasmeters en KWh-meters te hebben gerepareerd ging ik werken bij de Installatieafdeling. Nu helemaal in Betondorp in de Landbouwstraat. Hier leerde ik van mijn eerste maat “ Ome Bertus” het vak en met name het omgaan met al die verschillende Amsterdammers. Met de dienstauto van klant naar klant, af en toe naar een koffiehuis voor een bakkie en een balletje en zomers lekker buiten langs het Amsterdam Rijnkanaal een hengeltje uitgooien en je brood opeten.
In 1970 was ik goedgekeurd voor Militaire dienst. Maar ik was absoluut niet van plan om te leren hoe ik een ander moest vermoorden (mijn beeld van soldaat zijn). Toen ik dan ook in 1972 werd opgeroepen om in Bussum op te komen, ben ik daar wel heen geweest maar heb ik onmiddellijk gezegd dat ik geen soldaat wilde worden en dienst wilde weigeren. Na 2 dagen was ik weer thuis en startte de lange procedure om gewetensbezwaard te worden verklaart.
Uiteindelijk werd bij mij een geweten aangetoond (hoera!) en in 1973 begon ik met mijn 23 maanden vervangende dienstplicht bij de Nederlandse Spoorwegen in de Lijnwerkplaats aan de Spaarndammerdijk. Ook hier heb ik weer veel geleerd van de oudere monteurs die de jonge hond waar mogelijk afremden en waar nodig stimuleerden. Hier maakte ik ook voor het eerst kennis met de z.g. gastarbeiders. Turken en Marokkanen bij de Cemsto en Italianen en Spanjaarden in het treinonderhoud. Samen in de kantine leerde ik wat van de vreemde culturen en eetgewoontes. De eerste heb ik leren waarderen en respecteren, de tweede heb ik mij nog steeds niet echt eigen gemaakt. Sommige dingen vindt ik heel lekker (Cous-cous) maar vaak blijft het te pittig en gekruid voor mijn verfijnde boerensmaak.
Ondertussen was ik mij in mijn procedure voor dienstweigeren steeds breder gaan oriënteren op de samenleving en de vraagstukken van oorlog en vrede. Ondanks mijn natuurlijke band met de pacifistische PSP koos ik toch voor het lidmaatschap van de PPR (Politieke Partij Radicalen). Deze partij was consequent links en vredelievend maar ook bereid om in het kabinet Den Uijl plaats te nemen om zo te helpen de boel te veranderen.
Kort na mijn lid worden van de PPR werd ik door de afdeling Westelijke Tuinsteden afgevaardigd als vertegenwoordiger in het Wijk Opbouw Orgaan Geuzenveld.
Ik kwam daar binnen midden in een bestuurlijke crisis en werd benoemd in een commissie van goede diensten om het probleem op te lossen. Om een lang verhaal kort te maken, een maand later was ik voorzitter van het WOO in een bestuur met allerlei mensen uit de linkse (FNV, CPN, PSP, PvdA, e.d.) hoek. Met onderbrekingen ben ik dit ruim 10 jaar geweest.
In deze periode gingen de sigaren en sigaretten van tafel en kwamen er koekjes voor terug. Ook werd de nieuwjaarsreceptie niet meer georganiseerd voor bobo’s maar voor alle mensen uit de buurt en werden de dure hapjes en gasten vervangen door mijzelf (met mevrouw van Zwol) gebakken oliebollen. En last but not least hebben we een wijkkrant “ de Geus” in het leven geroepen, om de bevolking te informeren en meer bij het WOO te betrekken.
Ondertussen had ik mijn huidige vrouw Irma (uit Slotermeer 24-11-1956) leren kennen en was ik met haar getrouwd (1977). We zijn ingetrokken bij mijn vader, die inmiddels geen conducteur meer was maar portier/ receptionist bij de gemeentemusea en die eind 1979 met de VUT ging. Terug naar zijn vertrouwde Fryslan, waar hij nog 10 mooie jaren heeft geleefd.
In 1979 werd onze oudste zoon Rob geboren, in 1981 gevolgd door Roel en in 1987 door de tweeling Tom en Mieke. Van Rob (en Ilonka) hebben we inmiddels een hele lieve kleindochter Sarah May geboren op vrouwendag!! 8 maart 2004. We hebben de buurt om ons heen zien veranderen. Eerst trokken al onze jeugdvrienden de stad uit naar Purmerend, Almere en Lelystad en dergelijke plaatsten. Vervolgens werden de mooie groene plekken uit onze jeugd volgebouwd met scholen, woningen en bedrijven, vaak ten koste van de speelplekken uit onze jeugd. Wat kon je heerlijk spelen in de rietlanden, die zo heerlijk wilden branden als je ze in de fik stak. Wat was het leuk om cowboytje te spelen in het Eendrachtpark met de buurjongens en meisjes!. Ook balletje of blikkietrap, putten, de maan is rond en tik-tok waren spelletjes waar we de ruimte voor hadden en die langzaam maar zeker verdwenen met de komst van de auto.
En nu trekken ook de pioniers die samen met onze ouders in deze nieuwe wijken Slotermeer en Geuzenveld zijn komen wonen, langzaam weer weg richting kinderen, ouderenwoningen een bejaardenhuis of een definitieve laatste rustplaats. Veel van de oude bewoners hebben we al weg moeten brengen naar Westgaarde e.d.
!n 1990 kwam ook in Geuzenveld/ Slotermeer een deelraad. Ik was en ben een tegenstander van de deelraden (er kunnen in elk geval veel minder) maar ook wij deden in 1990 mee. Met wij bedoel ik dan Eendrachtig Links de combinatie van CPN, PSP, PPR, EVP, Progressieve Migranten en de Groenen.
Jan Mos en Edith Egthuijzen werden gekozen en ik bleef nog een paar jaar voorzitter van het WOO Geuzenveld. In 1993 ging Jan Mos terug naar de Kinkerbuurt en mocht ik, nog een jaartje, de opengevallen zetel innemen. Net toen ik op stoom begon te komen, viel de bodem onder deze linkse samenwerking weg. De Groenen wilden niet langer samenwerken met het toen net gevormde GroenLinks en de leden uit Geuzenveld en Slotermeer van de oude linkse partijen werden massaal geen lid van GroenLinks. Dit vanwege een slepend conflict met de centrale CPN wethouder en fractie vanwege het bouwen in het Eendrachtspark, het Suze Groenwegplantsoen. Alleen ik bleef over als GroenLinkser en had mij al neergelegd bij een rol buiten de politiek. Op initiatief van de Werkgroep Verontruste Bewoners werd mij gevraagd om na te denken over het deelnemen aan een wijkpartij met linkse signatuur waar naast mijzelf ook een aantal afvallige PvdAers in zouden plaatsnemen. Op die manier heb ik bij elkaar 8 jaar namens NIVO (Nieuwe Volksvertegenwoordigers) in de raad gezeten, eerst samen met Inge Willems van Beveren en daarna 4 jaar alleen. Op deze wijze heb ik al die jaren mijn linkse geluid en groen sociale inbreng in de raad kwijt gekund.
Aan het eind van de periode 1998-2002 kwamen er steeds meer GroenLinkers in ons stadsdeel wonen en begonnen zij mee te draaien met de NIVO fractie. Zo kwam er weer een draagvlak voor deelname van GroenLinks aan de verkiezingen en keerde ik terug bij mijn oude liefde. In de jaren daarvoor was ik druk bezig geweest in de vakbond, de vredesbeweging en het actiewezen. Daardoor ben in onder andere betrokken geweest bij de oprichting van Amsterdam Anders/ de Groenen (was zelfs de eerste voorzitter) en het organiseren, in ons stadsdeel, van het volkspetitioment tegen de Kruisrakketen.
Daarnaast ben ik in de eindjaren ’90 lid geweest van het actiecomité tegen de Tippelzone aan de Theemsweg, en mede daardoor (en vanwege het oude actiegevoel) lid geworden en altijd gebleven van de Socialistische Partij. Ik was dus bij Eendrachtig Links voordat de linkse partijen zich verenigden in GroenLinks en ik ben ook de samenwerking tussen SP, GroenLinks en de PvdA (geen lid, wel lijstverbinding bij de verkiezingen) alweer een stap vooruit. Jammer dat de SP hier niet mee doet, het kan mij niet links genoeg wat dat betreft!!

Maar ik wil en zal nog graag 4 jaar lang het linkse geluid laten horen in ons stadsdeel.
Daarna houd mijn werkzame leven (inmiddels bij de Buurtcentra van Welzijnsorganisatie Impuls) in 2010 op en eindigt ook mijn politieke carrière. In 2010 zijn er weer verkiezingen maar daar zal ik mij niet meer voor kandideren. Vanaf dan wordt mijn vrouw echt de baas en gaan we eindelijk alle reizen maken waar zij (en ik ook) zo naar uit kijkt. Als we gezond blijven willen we tegen die tijd al onze reisfantasieën werkelijkheid laten worden.
En als ik nog tijd over heb, wil ik graag stukjes gaan/ blijven schrijven voor het “Geheugen van West” een geweldig initiatief en naslagwerk.
Hans Staphorsius

Gepubliceerd: 25 januari 2006

Terug naar politiekelink

Alle rechten voorbehouden

1054 keer bekeken

Geen reacties

Voeg je reactie toe