Scholen
Elk buurtje van Amsterdam is een dorp op zich. Wanneer je haringboer ‘Haantje’ met zijn stal op de ‘brink’ situeert, is de conclusie niet ver weg dan dat er sprake is van een dorp in de grote stad. Zo is het ook eigenlijk. Bij verschillende bezigheden werden af en toe de grenzen verlegd. De scholen zijn onderdeel van dit dorp. Scholen, want één bleek niet genoeg. De Dominee Mansveltschool was er voor de christelijken en de katholieken moesten helemaal naar het eind van de Admiraal de Ruyterweg, daar waar de Boom-kerk zo’n robuuste plaats inneemt. Deze laatste viel wat buiten ons blikveld, het was dichter bij Sloterdijk dan bij ons buurtje. De Dominee Manstveltschool zag ik staan vanaf onze waranda, aan de andere kant van het blok, aan de Karel Doormanstraat. En een eindje verderop in dezelfde straat, richting de Willem de Zwijgerlaan, waren vier scholen compact tegen elkaar aangebouwd. Eén was de kleuterschool, waar ik in de klas zat bij juffrouw Plantinga, daarom heen drie openbare scholen die de ongelovige kinderaanwas op moesten vangen. Deze scholen; Querido, met de ingang aan de Gerard Callenburgstraat, Jacques Perk en Herman Gorter beide aan de Karel Doormanstraat, verschilden waarschijnlijk niet veel van elkaar. Waarom het niet één school was? Het is mij een raadsel.
Juffen en meesters
Had een familie eenmaal gekozen voor één van de drie scholen, dan kwam de rest van het gezin er meestal ook terecht. Zo kwam ik op de Jacques Perkschool te zitten, omdat mijn zus Betty er ook les kreeg. Haar negatieve ervaring telden niet. Maar ja, dat was ook niet zo vreemd, haar schoolervaring werd sterk gekleurd door de oorlogsjaren, want zij zat in de jaren 1940 – 1945 op die school. Net als veel andere scholen werd ook deze in die periode in beslag genomen door Duitse soldaten. Mijn eerste drie jaar lagere school zat ik bij juffrouw Riemersma in de klas en de drie jaren erna bij meester Hendriks.
Een andere ‘juf’ was Sanders, zij maakte nogal indruk op ons, misschien omdat ze rookte en in die tijd waren er niet zo heel erg veel vrouwen die dat deden. Op onze verjaardagen was het de gewoonte dat we de klassen rondgingen, voor de juffen was er dan iets van chocola gekocht en de meesters kregen een rokertje, Sanders nam alle twee. Het hoofd van de school heette Boulé een strenge man met stekeltjeshaar, hij werd opgevolgd door meester Vorsteveld. Voor gymnastiek hadden we meneer Borius, die indruk maakte omdat hij, toen al, af en toe met een auto naar school kwam. Hij werd al snel aan het begin van mijn schooljaren vervangen door een gymjuf. Terugdenkend was dat toen nog maar een jonge meid. Met ons had ze het niet gemakkelijk, vermoed ik.
Klasgenoten van de Rijpgracht
In die jaren liepen we, uitgezonderd de eerste schooldag, zonder ouderlijke begeleiding naar school. Enkelen uitgezonderd. De Rijpgracht was rijk bevolkt met leeftijdgenoten. Met elkaar liepen we in wisselende samenstelling naar school. Meestal waren de jongens en meisjes van elkaar gescheiden, niet omdat het moest maar het omgaan met het andere geslacht werd nog als ‘lastig’ ervaren. Degenen van de gracht die ik tegen kon komen waren: Rina Bom, Rinus de Groot, Bram de Bruin, Greetje Hooijer, Freddie Swaan (met zijn zus Lenie had ik later nog een tijd verkering) Tom van der Horst woonde in de Jan Haringstraat, maar vanuit zijn woonhuis had hij zicht op de Rijpgracht, daarom mag hij er hier ook bij, verder Bob van Schijndel, Corry Heijer, Winnie Plouwie en helemaal op de hoek van de gracht en de Willem de Zwijgerlaan woonde Flippie van Meines nog, zijn moeder had daar een sigarenzaak. Net bij ons om de hoek in de Bestevaerstraat woonde dan nog Mientje Crouwel, zij kon jodelen.