Eén voor één
De werkplek van Jan Petrus bevond zich in de Van der Duynstraat. In een van de 'onderstukken' op bovenstaande foto, nummer onbekend. Hij was sigarenmaker van beroep en had daar een kleine werkplaats. Een halfdonker muffige ruimte met half verduisterde ramen. Hier stond een werkbank waarop de sigaren gemaakt (gerold) werden. Eerst werd per sigaar tabak of een melange (verschillende soorten tabak) afgewogen op een weegschaaltje. Daar werd één sigaar van gemaakt. Die ging in de sigarenplank waarna enkele van deze volle planken op elkaar in de pers gingen. Na het persen en drogen werden ze netjes op maat gesneden. Dat alles was puur handwerk.
Zaken doen
De ruwe tabaksbladeren keurde en kocht hij in het ‘NV Verkooplokaal Frascati’ in de Nes. De verkoper wist natuurlijk precies welke melange sigaar het meeste aftrek had. Waren ze het eens dan kwam de prijs ter zake. Jan Petrus deed deze zaken in Frascati soms samen met zijn schoonvader Hein, van wie hij eigenlijk het vak had geleerd. Hein had ook een goeie neus voor de prijs van de diverse soorten tabak. Hein was ook de vader van ‘ome Henk van Gaasbeek’, de latere voorzitter van voetbalclub SDZ. De afnemers van de sigaren waren klanten van Frascati, zijn zoon Jacob die een zaak had in de Tichelstraat 29, zijn zoon Henk die later een zaak had op het Marnixplantsoen, en andere particulieren.
Samen
JP kreeg in de jaren 20 van de vorige eeuw gezelschap van een compaan, Jan Genot, ook een zelfstandige zonder personeel (zij waren geen firma). Zo konden zij de productie flink verhogen. Van deze twee sigarenmakers rest slechts onderstaande foto. Enkele grote sigarenfabrieken werden inmiddels grote concurrenten van JP en JG. Toch hebben zij tot hun dood, (JP 1937) en (JG 1936), sigaren gemaakt. Misschien waren zij wel de laatste zelfstandige sigarenmakers van Amsterdam (Oud-West).