Speelgoed
In mijn eerste levensjaren zal ik gerust bedeeld zijn met de nodige knuffels en rammelaars. Maar eigenlijk kan ik me dat niet meer zo goed herinneren. Er zijn ook geen tastbare bewijzen meer uit die tijd. Blijkbaar vond niemand het nodig om dat voor het nageslacht te bewaren. En misschien is dat ook wel zo goed. Want als ik mijn veertig-jarige zoon zijn bejaarde houten rammelaar laat zien hoor ik steeds: ‘Pa, alsjeblieft ...’.
Treintjes
Later, zeg dat ik een jaar of acht was, kreeg ik een spoortrein met rails. Deze moest wel gedeeld worden met mijn broer die anderhalf jaar jonger was dan ik. Met Sinterklaas of verjaardagen kregen we dan de nodige aanvullingen in de vorm van treinwagons of rechte en ronde rails. Het was een oersterke locomotief en de rails waren niet stuk te krijgen. Op het laatst hadden we zoveel rails dat we door het hele huis banen maakten. De trafo stond dan in de huiskamer en vandaar liep er rails naar de slaapkamer door de gang en weer naar de huiskamer. Je zou zeggen voor zo’n treintje, locomotief en drie of vier wagons, een enorme afstand. Maar ik zei het al, het hele spul was gewoon ijzersterk. Als het treintje vertrokken was zat je een minuut te wachten tot hij de kamer weer in kwam. Sommige wagons stapelden we vol met houten blokken. Onderweg liep hij bij een bocht wel eens van de rails en dan werd er echt overlegd hoe dat beter kon. We hadden weinig wissels in de baan want die waren toen nog niet op afstand te besturen. Je moest die nog met de hand bedienen, en je moest er dan ook steeds naar toe lopen, te lastig! Jaren hebben we met die trein gespeeld. Ik weet niet wat er mee gebeurd is; weggegeven, weggegooid? Op een gegeven ogenblik was hij er niet meer.
Meccano
Ook hebben we de nodige meccanodozen versleten. Met recht versleten, want op sommige strips zat geen spat verf meer. Er was ook altijd een tekort aan boutjes en moertjes. Deze koperen dingetjes raakten nog wel eens weg. Op het laatst had je een doos met allerlei rommel. Nagemaakte strips van andere stukken ijzer met zelfgeboorde gaten, boutjes en moertjes van gewoon ordinair ijzer. Kortom een bak met puin! Jaren heeft het in de schuur gelegen waar het zich omgevormd had tot een grote bonk roest. Met verhuizingen is dit dan ook geruisloos uit het zicht verdwenen.
Tollen
Verder kregen we wel houten tollen. Een zweepje moest je zelf maken van een stokje met een stuk snijtouw. Dit zweepje diende om, als je tol aangezet was en draaide, hem steeds met een zweepslag draaiende te houden. Als je geen goed zweepje had was het een frustrerende bezigheid. Bij andere tollen, de zogenaamde dikbuikige tollen, moest je een koordje netjes om de tol winden en dan met een ruk de tol bevrijden van het koordje. De tol zal dit fijn gevonden hebben want hij maakte dan sierlijke rondjes en snorde als een poes voor de kachel.