"Hier laat ik mijn pet nog niet eens begraven" (vervolg)

Hendrik Staphorsius kwam in 1955 noodgedwongen naar Amsterdam, maar hij raakte nooit los van zijn Friese wortels. Een van zijn vaste uitspraken was, “Amsterdam, daar laat ik mijn pet nog niet eens begraven”.

Een nieuw verhaal in de serie 'Virtuele Pen'.

De mattenklopper deed nog regelmatig dienst. Enerzijds om de traploper en matjes te kloppen, maar ook om de handen te sparen als een van de kinderen straf verdiend had. De kinderen genoten van de zandverstuivingen op het nog grotendeels onbebouwde en nog niet begroeide opgespoten land, waarop rondom de nieuwe huizen werden gebouwd. Hendrik had het druk met zijn ongeregelde diensten op de tram en met menig reparatieklusje aan brommers of naaimachines voor collega’s en buurvrouwen. Zijn vrouw kreeg meer tijd, kreeg de buurvrouwen op de koffie, deed cursussen (bloemschikken) bij Ons Huis en ontwikkelde zich in rap tempo. Op een gegeven moment zocht ook zij een bijbaantje en dat werd garderobejuffrouw in de Vijf Vliegen in de Spuistraat. Een leuke bijverdienste en het begin van mijn muntenverzameling, maar ook een met gevolgen.

De scheiding
!n 1963, na 14 jaar huwelijk was het ineens over. De ontwikkeling van beide echtelieden had geen gelijke tred gehouden, het leeftijdsverschil (13 jaar) speelde ook een rol en zijn vrouw koos voor de collega in de garderobe, die in het dagelijks leven als bakker, in Geuzenveld langs de deuren trok. Vrouw en kinderen vertrokken, al kwam de oudste zoon na een paar dagen weer terug en bleef verder bij zijn vader wonen. Maar zijn huisraad was grotendeels verdwenen en hij bleef achter met nog lopende schulden van op afbetaling gekochte dingen die hij niet meer bezat. Alleen achtergebleven in het Amsterdam waar hij nooit geworteld was. Zijn werk en zijn thuis, met vooral de Friese collega’s en gebruiken en taal, dat was het wel zo’n beetje. Nadat hij de zaak weer op orde had gekregen, zijn opgroeiende puberzoon met enige moeite binnen de poorten van de LTS had weten te houden (na heel veel spijbelen) ging het wel weer beter. Zo goed zelfs dat hij zich aansloot bij de Fryske Krite en daarvoor Fries toneel ging spelen. Dat was tenminste vertrouwd.

Terug naar It Heitelan
Nadat hij begin jaren ’70 als conducteur van de tram af moest, omdat die toen werden afgeschaft, is hij terecht gekomen bij de Gemeentemusea. Eerst in de garderobe (hoe bedenk je het) en later als portier-receptionist. Van de conducteurspet naar die van de portier van het Museum.

 Vader Hendrik aan het werk in het museum - Foto: collectie Hans Staphorsius, omstreeks 1976

Vader Hendrik aan het werk in het museum - Foto: collectie Hans Staphorsius, omstreeks 1976

Alle rechten voorbehouden

Inmiddels was er thuis weer een vrouw in zijn huis binnengedrongen, namelijk de verloofde van zijn zoon. Zij kwam eerst alleen in de weekenden, maar langzaam maar zeker drong zij verder in zijn territorium door. Uiteindelijk trouwde ze met zijn zoon en kwamen er zelfs kleinkinderen in zijn woning in de Dolhaantjestraat. Maar toen Hendrik 63 was hield hij het voor gezien. Hij ging met de VUT en binnen een paar maanden zat hij weer in Friesland. En nu voorgoed. Nog 10 mooie jaren heeft hij daar beleefd, met meer vrienden en bekenden dan hij ooit in zijn ruim 20 jaar in Amsterdam heeft leren kennen. Toen hij in 1988 overleed, is hij begraven vlak bij zijn ouders, mijn Pake en Beppe, op de begraafplaats in Kortezwaag.
En zijn pet heb ik thuis.

Hans Staphorsius (oudste zoon van Hendrik).

Terug naar het eerste deel van dit verhaal.

Alle rechten voorbehouden

178 keer bekeken

Geen reacties

Voeg je reactie toe