Mijn leven in de Staatsliedenbuurt

In mijn hele vroege leven ben ik na de Tweede Wereldoorlog in de Staatsliedenbuurt komen wonen. Denk dat ik toen 6 jaar was. Ben geboren in de Balistraat Amsterdam-Oost .

In mijn geheugen weet ik mij nog te herinneren dat ik een enorme pak op mijn broek gekregen had van mijn vader .Ik heb het hem al lang vergeven daarvoor. Later vroeg ik hem waarvoor dit was. Ik was weggelopen naar de spoordijk waar ik geknal hoorde. Daar waren mensen kolen aan het rapen die van de treinen afvielen en konden gebruiken voor de kachel terwijl de moffen aan het schieten waren. Hij was zo geschrokken en het was een zo gespannen tijd. Hoe kwam je aan eten? Wanneer is het nou eens over? Er was aan alles schaarste. Mijn vader ging met zijn massieve fietsbanden naar de boeren in Noord-Holland op zoek naar eten. Soms werd dat ook weer afgepikt bij de pont over het IJ vertelde hij mij. Ik begrijp nog niet dat het nu meer dan 75 jaar later is en ik nog leef.
Mijn ouders kwamen in de Staatsliedenbuurt wonen met met twee zoons. Het was een warm gezin en heel gezellig met kaarten, dammen en schaken en toen ik ongeveer 8 jaar was mocht ik mee vissen. Kranten op tafel en pinda's doppen en, als mijn vader wat extra had verdiend met overwerk, spekbokking. Wat later kreeg ik een broertje en ik vroeg aan mijn moeder of ze niet uit bed kwam omdat ik die afgelopen nacht een broertje had gekregen, op 18 augustus 1947. Ik riep "kom uit bed naar mijn broertje kijken" waarop zij antwoord gaf "nee, ik ben door de ooievaar in mijn been gebeten", wist ik veel, ik was net geen 7 jaar.
Op een zonnige dag - ik denk ook in 1947 - nadat we boodschappen hadden gedaan, was ik met mijn moeder bij de voordeur van onze woning en er kwam een lachende jongen aan die mijn moeder omhelsde en zij vroeg hem "ben jij Karel?" Dat was haar zoon en mijn oudere broer die heel lang via het Rode Kruis in Friesland had gezeten bij de boeren en goed te eten had gekregen. Zij herkende hem haast niet meer.
Later ging ik naar de kleuterschool in de Cliffordstraat en vroeger ging je daar alleen naartoe. Wij hadden nog geen douche maar wel een tobbe en als ik mazzel had mocht ik er eerst in, daarna mijn jongere broer in hetzelfde water. Wat volgde er een heerlijke tijd. Mijn vader en moeder werkte zich drie slagen in het rond om alles draaiende te houden. We hadden lichtmeters en als je daar een penning in gooide kreeg je stroom. Toen deze penningen duurder werden kreeg je later de rekening gepresenteerd. Het was wel eens dat de meteropnemer mijnheer was geweest dat mijn moeder zat te huilen toen ik thuis kwam van school. Mijn vader werkte bij Stutje. Een soort postbedrijfje op de Egelantiersgracht met een paard en wagen en ook met driewieler auto, een Tempo als ik het goed heb. Ik mocht ook vaak mee op de bok en in de auto als ik vrij van school had. Hij bracht pakjes aan verschillende adressen en moest ook de paarden verzorgen wat niet altijd makkelijk was omdat er een paard niet zo mak was. Dat probeerde mijn vader plat te drukken tegen de muur, waarop hij tegen hem ging schreeuwen en hem een prik gaf met de hooivork . Later ging hij bij de Luxor plasticfabriek op de Prinsengracht werken. Kammetjes en tanden borstels maken, enz. Ploegendienst van zes tot twee, van twee tot tien en van tien tot zes uur. Dat wilde ik later niet doen. Steeds het omschakelen voor mijn moeder en ook slecht slapen van mijn vader
Weer wat later, toen de mensen het weer wat beter kregen in Nederland, gingen we fietsen. Overal heen, lange fietstochten, helemaal voor een kind: naar de Kennemer duinen, het Amsterdamse Bos, Hollandse Rading en Soest. Vakantie bij boer Dirk en ome Gart. De ene was landbouwer en de andere was veehandelaar . Daar verbleven we soms wel 14 dagen in de schoongemaakte koeienstal met de nodige voorzieningen zoals een gasstel, tafeltje en stoelen. Slapen op de hooizolder met kinderen van andere gezinnen. Wat een feest! Moet je nou eens mee komen. Als het nu geen 5-sterren resort is, dan deugt het niet. Ook gingen we wel de boer helpen op het land of in de moestuin en kregen we een ijsje.
Ik groeide op en ging naar de Van Beuningenschool in de Van Beuningenstraat. Ik was vaak vervelend en moest dan in het koude lokaal zitten voor straf. Mijn moeder kon mij dan zien als ik daar zat en zei bij thuiskomst je had weer straf hè.
In mijn schooljaren speelde er heel wat af in deze buurt, zoals kerstbomen verbranden, vechten tegen andere straten, rolschaatsen op de weg - er waren nog geen auto's - aardappels na rooien bij de Velserweg en krakers. We zijn ook eens een keer wezen wandelen naar de oude zeedijk bij  Halfweg.Ook heb ik heel veel gespeeld achter de dijk van Sloterdijk toen er nog geen huizen stonden en het land werd opgespoten uit Vinkeveen met een grote buis over de Haarlemmerweg. Hele kanalen groeven we daar.
Je had ook veel winkeltjes, veel melkboeren waar je met een pannetje een liter melk kon halen en kaas eieren, broodbakkers, sigarenwinkels, groenteboeren en een voddenboer. En een drogist waar je een maatje eau de cologne kon kopen en petroleum . De jaren gingen er voorbij en moest ik naar een andere school in de van bosse of cliffordstraat voor de 6 de klas . Wat moet ik worden later en ik hoor mijn meester Waalwijk nog roepen , ga allemaal een vak leren zodat je later altijd je brood kan verdienen. Ik koos voor de ambachtschool, maar ik mocht er niet naar toe omdat ik een paar maanden te jong was. Dus moest ik nog maar een jaar naar het zevende leerjaar. Toen hoorde ik dat er een bedrijfschool was van Werkspoor. En daar werd ik toegelaten en heb een diploma gehaald als metaaldraaier. Waren die scholen er nog maar.
Ik ben toen ik 25 jaar was met mijn vrouw op zolder gaan wonen en heb twee woningen verbouwd. Je kon in de 60-er jaren nog wel eens een woning huren van een huisbaas maar nu zijn al de sociale huurwoningen verkwanseld aan woningbouwverenigingen. Ben dus getrouwd met een hele lieve meid waar ik nu al 54 jaar mee ben en 2 kinderen heb gekregen. Leuke dingen gedaan: Naar Fantasialand, naar Zandvoort, autootje gekocht, vissen, ook nog een carravan gekocht en in Ede neergezet met de kinderen. Ik heb hard gewerkt en dacht altijd als het mijn baas goed gaat gaat het met mij ook goed. Altijd werk. De laatste baas waar ik 12 jaar had gewerkt beviel mij niet meer en toen ben bij de gemeente gaan werken als schadehersteller. Na twee jaar ging de boel op Bornhoud dicht. Een werkplaats van 40 miljoen guldens om de politie-, brandweer- en ziekenwagens te repareren ging dicht. En werd weer verhuurd aan andere bedrijven. Ik zat op de bank thuis en heb na een tijdje gelukkig weer een andere baas gevonden. Het GVB, bij de amsterdamse tram op het Kwakersplein. Later in Diemen. Dit had ik 30 jaar eerder moeten doen. Lekker gewerkt en ben monteur voor storingen aan de tram geworden: hydroliek en pneumatiek. Wat een techniek zit er aan zo'n tram.
Als ik terugkijk op mijn leven denk ik, "wat heb ik het goed gehad" en nu ook nog. 78 jaar vrijheid en nu 82 jaar.

Alle rechten voorbehouden

38 keer bekeken

Geen reacties

Voeg je reactie toe