In 1954 kwam Jan Boelhouwer met zijn ouders en zijn twee oudere broers vanaf “twee hoog achter op de Da Costastraat” naar de Paul Scholtenstraat en daar woont hij nu nog steeds. Na 50 jaar in hetzelfde huis te hebben gewoond besloot Jan boelhouwer dat het tijd werd om te verhuizen. Van nummer 7 naar nummer 5.
“Mijn moeder deed alles voor me, ik was dan ook de Benjamin. Het was een liefdevolle vrouw, streng maar rechtvaardig.” Jan Boelhouwer spreekt met warmte over zijn moeder en over de tijd dat hij jong was. De tijd dat de bakker en de melkboer nog aan de deur kwamen en het geluid van de klepper de komst van de vuilnisman aankondigde.
“Waar nu de Sloterhof is, of alweer wordt gesloopt, was vroeger ‘een landje’ waar heerlijk gespeeld kon worden. Fikkie stoken en dan aardappels poffen. Van oude doeken tenten bouwen en varen op zelfgebouwde vlotten.” Een ander populair vervoermiddel was een karretje gemaakt van planken met de wielen van een kinderwagen eronder. Het stuur bestond uit een stuk touw en de motor uit een vriendje dat je duwde. Crossen maar!
Er stonden nauwelijks auto’s in de straat dus de kinderen hadden alle ruimte bij het buitenspelen. Touwtje springen, hoelahoep en elastieken, bordje tik en diefje met verlos. En in de winter natuurlijk de ijspret op de voor de deur opgespoten ijsbaan.
“Het waren kinderrijke gezinnen en de sociale samenhang was groot. Je kende de mensen uit je buurt en dat gaf een veilig gevoel.”
Op woensdagmiddag verzamelde de kinderen zich om de enige televisie in de buurt. De gang stond vol met kinderschoenen. In de woonkamer zat een hele groep op de grond ademloos naar de t.v. te kijken. Pipo, Coco de vliegende knorrepot en aan het eind van de uitzending met z’n allen terug zwaaien naar tante Hannie.
Gepubliceerd: 31 januari 2007