Deel 1 - Slotermeer, Jan Postmahof 5' en omgeving

Auteur: Ed Landman

Inleiding: Een flink aantal jaren geleden heb ik via het Geheugen van West mijn voormalig buurmeisje op kunnen sporen en ben toen ook begonnen om mijn geheugen te raadplegen wat ik mijzelf nog kon herinneren. Een tijdje terug zat ik voor het eerst weer eens op de website en las wat reacties door de jaren heen en vond het leuk te lezen dat verschillende oud bewoners van de buurt ons herinnerden aan het goochelen van mijn vader en kwam ook een aantal herkenningen tegen in wat er zoal geschreven werd. Dat bracht mij er toe om in mijn digitale archief te duiken en op te zoeken wat ik destijds al had opgeschreven. Dat bleek al best veel te zijn en heb ik de moeite genomen om het bij te schaven, aan te vullen en in het vat te gieten om te delen.
Ed Landman

Slotermeer, Jan Postmahof 5’ en omgeving - deel 1

In mei 1953 verhuisde mijn moeder van de Ceintuurbaan in Amsterdam-Zuid, waar zij bij mijn grootouders van vaderskant inwoonde, naar een vierkamerwoning op het Jan Postmahof 5’ in de nog in aanbouw zijnde tuinstad Slotermeer in Amsterdam Nieuw-West. Mijn vader studeerde aan de hogere scheepvaartschool en voer op de grote vaart op Zuid-Amerika en was meestal zo’n drie maanden van huis zodat hij meestal meer weg was dan thuis. Zwanger van haar derde kind had zij recht op de vierkamerwoning, de regel toentertijd was dat alleen de al geboren kinderen telde, anders had zij een kamer meer kunnen krijgen. Het gezin bestond op dat moment uit mijn moeder, vader, mijn oudere broer en ikzelf, twee jaar oud.

Herinneringen van de eerste jaren haal ik dan ook van de foto's en verhalen van mijn moeder.

Later kwamen er nog twee broers en een zusje bij. Mijn moeder heeft daar ruim 59 jaar gewoond en ikzelf tot oktober 1978. Dat is een aanzienlijke periode, waarbij natuurlijk door de jaren heen veel veranderde en er veel verschillende gezinnen rondom het pleintje met de speelplaats hebben gewoond. Ikzelf heb niet anders dan goede en fijne herinneringen aan het wonen op het Jan Postmahof en deel graag mijn herinneringen met jullie.

Toen wij in de woning trokken, was de omgeving nog een bouwplaats, zand, stenen, bouwketen en bouwvakkers. Een grote zandbak voor de deur, wat wij als kinderen natuurlijk prachtig vonden.

De buitendeur gaf toegang tot een gang met aan weerskanten de woningen nummers 5hs en 7hs. De beneden woningen waren toen alleen voor ouden van dagen. De trap naar de eerste verdieping, waar wij woonde, bestond uit twee stukken trap met een platje ertussen, waardoor de trappen eigenlijk zeer comfortabel waren. Op de eerste verdieping twee huisdeuren 5’ en 7’ en de trap naar boven voor 5’’ en 7’’. Die huisdeuren gaven toegang tot een vrij ruim halletje met veel deuren, de keukendeur, toiletdeur, twee kleine kamers, meterkast en de deur die toegang geeft tot de huiskamer met daaraan grenzend de slaapkamer voor de ouders.

Een langwerpige keuken met de twee granieten bladen en de zware witte keramieken spoelbak ertussen en het fasto geisertje erboven. Aan het einde de deur die toegang gaf aan een balkon, hoewel wij het nooit over een balkon hadden, maar over de waranda en de deur naar de badkamer die dus direct aan de keuken grensde, waardoor mijn moeder kon koken en ons tegelijkertijd in het bad kon doen. Het bad, bestond uit een lavet, een grote geëmailleerde witte bak met een platje. Vergeleken met de bakken die gebruikelijker waren in die tijd, granieten conische ronde bakken met een wasmachinemotor eronder, was dit lavet zo ruim dat er makkelijk twee of drie peuters in konden. Mijn moeder heeft het gebruikt tot het, in de jaren 90, totaal versleten vervangen werd door een gewone douche. In het halletje zat, tegen de muur waarachter de badkamer zat, een luikje waarachter de afvoer van het lavet zat en waar de verfspullen en terpentine e.d. in opgeborgen waren. In elke kamer zat een ingebouwde kast met een ijzeren kastdeur, ook de raamkozijnen waren van ijzer.

In de winter dikke ijsbloemen op de ramen en op de ijzeren kozijnen dikke plakken aangegroeid ijs. Beneden aan de voorkant van het gebouw zitten de boxen, ingebouwde bergruimten, waar de fietsen enz. in stonden. Hierin was ook het kolenhok, een gemetseld muurtje met een gat met schuifluik in het midden. Hierin werden de losse kolen gestort en konden we via dat luikje de kolenkit vullen. Later is het muurtje gesloopt en werden de kolen in zakjes gebracht. De overgang naar gas maakte ook dat overbodig. Het is een wonder dat we alle fietsen en later nog twee brommers erin kwijt konden. Als je fiets niet als eerste eruit kon, moest je eerst alle andere fietsen eruit halen.

Om zeven uur ‘s ochtends porde mijn moeder de kachel op en werden we wakker van dat geluid. Melkman de Boer van de Fockstraat bracht de melk boven en omdat mijn moeder niet op rekening kocht, werd er handje contantje afgerekend. Op de waranda hadden we een zg vliegenkast, een houtenkast met een deurtje van horrengaas, de voorloper van de koelkast. In de winter droeg de melkman wollen handschoenen zonder vingers, dat vonden wij altijd zo raar.

Wij zaten tijdens het koken vaak in het lavet, kon ze ons mooi in de gaten houden en waren we van de vloer om dan met een op de kachel voorverwarmde levensgrote handdoek voor de kachel afgedroogd te worden. Om vijf uur aan tafel en dan naar bed of zoals mijn moeder zei, overdag is voor de kinderen de avond is voor mij en omdat mijn vader op zee zat kon dat ook makkelijk. Later mochten we naar de radio luisteren, het klokje van zeven uur en dús en Paulus de boskabouter. De één om kwart voor acht naar bed, de ander om acht uur en de jongere lagen er om zeven uur al in. “Ik had meer tijd voor mezelf toen jullie jong waren dan toen jullie ouder werden”, zei mijn moeder altijd.

Naar deel 2 van dit verhaal van Ed Landman

Alle rechten voorbehouden

110 keer bekeken

Geen reacties

Voeg je reactie toe