Slotermeer, Jan Postmahof 5' en omgeving - deel 3

Auteur: Ed Landman

Inleiding
Een flink aantal jaren geleden heb ik via het Geheugen van West mijn voormalig buurmeisje op kunnen sporen en ben toen ook begonnen om mijn geheugen te raadplegen wat ik mijzelf nog kon herinneren. Een tijdje terug zat ik voor het eerst weer eens op de website en las wat reacties door de jaren heen en vond het leuk te lezen dat verschillende oud bewoners van de buurt ons herinnerden aan het goochelen van mijn vader en kwam ook een aantal herkenningen tegen in wat er zoal geschreven werd. Dat bracht mij er toe om in mijn digitale archief te duiken en op te zoeken wat ik destijds al had opgeschreven. Dat bleek al best veel te zijn en heb ik de moeite genomen om het bij te schaven, aan te vullen en in het vat te gieten om te delen.
Ed Landman

Slotermeer, Jan Postmahof 5’ en omgeving - deel 3

Aan de overkant van de Vlugtlaan kwamen al gauw heel veel soorten winkels waar van alles te koop was. Winkels vanaf de Bos en Lommer tot aan de Slotermeerlaan. Bij Jamin dubbeldik ijs en later limlolies halen. Het snoepje van de week, jawel ook de Gruijter zat op de Vlugtlaan en bakker van Harte later Koeleman, een warme bakker zoals dat nu heet. Een doorgebakken Amerikaan, een panne brood, maar meestal een knapperig knip. De donkere harde korsten waren er al af voordat ik thuis was. Kon ook, omdat het brood verpakt werd in een vel dun papier wat van een grote rol op de toonbank werd afgetrokken. Gesneden brood was duurder en hadden we eigenlijk nooit, die sneetjes waren ook zo dun.

De drogist van Dalen, Kraaipoel de elektrawinkel en het sigarenmagazijn van Van Vuuren, die had achter de winkel ook een bibliotheek, bruin gekafte boeken op stellingen. Later had hij er gokkasten staan. Wij lazen veel en buiten de openbare bibliotheek bij plein 40-45 waar we ook lid van waren, haalde we hier toch ook regelmatig boeken. Bij de openbare bibliotheek moest ik wel drie keer per week nieuwe boeken halen, je mocht er maar drie per keer meenemen en dat was voor mij te weinig. Nu gaf dat niet, we gingen praktisch elke dag naar de markt op plein 40-45, kaas halen bij de stal van Schep en dan nog een halve warme Hemaworst. De fiets van mijn moeder of de kinderwagens werden bijkomstig gebruikt als pakezel, de boodschappen en de kinderen zaten of hingen er aan alle kanten aan. Die fiets sleet echt niet van het fietsen.

Twee speelgoedwinkels, Splinter op de ene hoek en Friedel aan de overkant van de Vlugtlaan, wat een luxe voor ons als kinderen. Robbinson schoenen bij de schoenwinkel van Van Trommelen, die had een speciale machine, daar stak je je voeten met schoenen aan onder en dan kon hij precies zien of je tenen wel genoeg ruimte in de schoen hadden. Naar de kapper op de Fockstraat, kort gedekt moest het van mijn moeder en weer terug gestuurd worden omdat hij er niet genoeg had afgehaald. Vlees bij slagerij Ultee of bij een van de andere slagers in de buurt. Bij drogist van Dalen, op de hoek van de Fockstraat en de Vlugtlaan, kon je petroleum halen voor de petroleumstelletjes die iedereen wel in huis had om op te koken of eten warm te houden. Ook stond daar in de winkel een hele grote weegschaal, waar je voor een dubbeltje je kon laten wegen.

Nylonkousen waren toen nog duur en werden weggebracht naar een atelier op de Vening Meinezlaan, daar werden dan, met een speciale machine, de ladders in de kous hersteld.

Regelmatig naar de Bos en Lommermarkt bij de kolenkit, pinda's halen bij Jan de pindaman, een marktkoopman met een hazenlip die op een pinda leek, je dacht dat het er bij hoorde en dat hij daarom de pindaman werd genoemd.

Op vier mei vanuit het raam kijken of iedereen wel stil stond en jawel zelfs de tram stond stil. Met de hele school naar de doden herdenking op plein 40-45. Er in optocht naartoe, met zwart omfloerste trommels. Het carillon dat speelde, die indrukken vergeet je niet. Op de schoolradio hoorspelen over het verzet, er bestonden maar drie soorten mensen tijdens die weken, goede Nederlanders, foute Nederlanders en rot moffen, het was geen tijd van nuances. Recht tegenover ons was een van de huisvaders blokhoofd van de Bescherming Bevolking, de BB. In een van de boxen daar was ook de opslag van het materieel en er werd regelmatig geoefend in de buurt, maar toch ook wel veel op en rond het pleintje.

Omdat mijn moeder met twee kleintjes aan de hand zeer onpersoonlijk werd ontvangen op de Fockschool, de openbare lagere school om de hoek, gingen wij naar de veel verder weg gelegen Koopmanschool. De consequentie daarvan was wel dat zij ons vier keer per dag bracht en haalde. Toen wij wat ouder waren gingen we natuurlijk alleen lopend naar school, op de fiets mocht niet. Een te kleine fietsenstalling en veel te veel leerlingen, de Fockstraat was de grens en die was, voor ons, precies een blok te ver.

Palmpasen met de hele school door de straten lopen met een kruis met een broodje in de vorm van een haan er boven op. Paas- en kerstspelen, ach je deed mee, maar veel deed het mij niet. Wat wel bijzonder was, dat er op het schoolplein een hele grote volière stond, met goudfazanten en een zilverfazant, die is een keer ontsnapt en zat op de dakrand bij een nabijgelegen woning. Ze hebben hem met moeite kunnen vangen.

Schoolzwemmen in het Sportfondsenbad West bij de Krommert en schooltuintjes bij de dijk.

Twee keer de vijfde klas betekende ook twee jaar schoolzwemmen en twee jaar schooltuinen. Mijn moeder vond dat heerlijk, veel bloemen en groeten van eigen kweek.

De beheerder van de schooltuintjes had ook diverse soorten dieren, waaronder fretten. Een klasgenootje knuffelde het beest, die plots uithaalde en zich vastbeet in haar wang. Met moeite kregen ze de bek open om het los te maken.

Van de lagere school herinner mij eigenlijk alleen Juf Beukenkamp. Wij hebben, met de hele klas, bij haar huwelijk met een mijnheer Knoop, nog als een soort erewacht bij het stadshuis gestaan.

De Koopmanschool bestond eerst uit diverse noodgebouwen. Gymnastiek kregen we in een noodkerk. Gym op een houtenvloer en op blote voeten, dat betekende ook splinters in je voeten. Na een eeltpit mocht ik als enige gymschoenen aan. In de rij op lengte, beginnen met hardlopen rond de zaal en dan oefeningen en dan spel. Veranderen was er niet bij, tot en met de middelbare school bleef dat hetzelfde. Lagere school, lts en mts, verschil in gym bestond niet. De nieuw gebouwde school had een grote aula, waar elke week de hele school op maandagochtend bij elkaar kwam om de week te openen en vrijdagmiddag de week te sluiten. Ook werden hier Paas en Kerst gevierd met het opvoeren van de bijbehorende verhalen. Veel fantasie zat daar overigens niet bij. Mijn broer heeft het nog eens geschopt tot Jozef, maar ik kwam niet verder dan het zwaaien met een palmtak als toeschouwer bij de kruisgang. Ook op de bij de Koopmanschool behorende kleuterschool was dat niet veel beter. Verkleed als “boom” betekende daar, dat de kinderen achter een plaat karton stonden waarop een boom was geschilderd, zodat de ouders aan de knuisjes konden zien welke boom hun kind was.

De noodkerk, waar we gym in kregen, heeft ook eens een beetje in de brand gestaan. Het beeld van de brandweerman die met een fluitketel water tussen de houten delen liet lopen vergeet ik niet. Ook niet het slaan van de eerste paal voor de nieuwe school, honderden ballonnen lieten we op. Sneeuw in de buitenroosters van de kachels stoppen, dat siste leuk en rook op een bepaalde manier, dat vergeet je nooit. Net als de smaak en geur van levertraan uit een fles met een volledig vet doorweekt etiket omdat, zodra de R in de maand zat, alle kinderen na het eten op een rij eerst een lepel levertraan kregen, dan een lepel karvan cevitam er achteraan en als laatste een snoephartje met tekst toe, om de smaak weg te werken.

Rellen op de Vlugtlaan! De nozems met hun vetkuiven en brommers, verzamelde zich bij snackbar Eijpe. Wij, als kleine jongens, rennend van voor naar achter om te zien wat er gebeurde. De in een wit uniform geklede motoragent in de zijspan van de eveneens witte politiemotor mepte er met de lange lat lustig op los en na het keren op het gras aan de achterkant van ons huis en het afstaan van zijn zitplaats op de rand van de zijspan aan de bestuurder, scheurden ze vrolijk meppend op de nozems de andere kant weer op. Vraag me niet waar de rellen over gingen, ik weet het niet en vraag me ten zeerste af of de nozems het zelf wel wisten.

Als wij richting de markt op plein 40-45 gingen, haalden we bij de snoepwinkel, verderop op de Vlugtlaan, spekmuizen twee voor een stuiver. Kauwgum met stripverhaaltjes of filmsterrenplaatjes haalden wij bij melkboer de Boer en natuurlijk waren ook wij geabonneerd op de Sjors en Jimmie, de Donald Duck én de Pep die later de Eppo heette. Vechten wie welke het eerst lezen mocht en uit het raam kijken of de bezorger er al aan kwam, dan was je eerder dan je broers bij de brievenbus.

Toen we er vaker alleen op uit gingen, was de dijk hét speelterrein voor ons. Als Romeinse strijdwagenbestuurders, stonden we op het karretje en het pad op de dijk was genoeg uitgesleten om er met het karretje vanaf te scheuren. Het door mijn vader gemaakte karretje stopte precies voor de sloot, tenminste als je het goed deed.  

De sloop van de molen bij de Haarlemmerweg achter de katholieke kerk was prachtig. De balken in de sloot ook, maar het wegglijden van de balk en het tot je nek in de modder zakken vond mijn moeder niet zo geslaagd. Pas veel later, toen ik in 1975 verkering kreeg met de molenaarsdochter uit de andere molen de Twaalf honderd roe, begreep ik dat het de molen de Elf honderd roe was, die toen verplaatst werd naar Osdorp.

Rolschaatsen op het nieuwe asfalt van de Eliasstraat was veel lekkerder dan voor de deur op de gewone straatklinkers. Kijken naar de drumbands of naar de rolschaatsschool die op het voorplein van de katholieke kerk aan het oefenen waren, deden we ook wel. Regelmatig marcheerde die drumbands door de straten. Collectief kerstbomen verzamelen op het open terrein bij de van Gilsestraat, daar waar vroeger het gebouwtje van mijn kleuterschool stond met als hoofd juffrouw Ossebrugge. Met de brandweer erbij werd dan de gigantische stapel bomen in de brand gestoken. Wat een fik, zou nu niet meer gebeuren zo dicht tussen de huizen. Met Koninginnedag een groot vuurwerk bij de Sloterplas, dat konden wij vanuit het raam boven de huizen uit zien. Regelmatig een accordeonspeler voor de deur en dan het geld uit het raam naar hem toe werpen. Draaiorgels waren er ook vaak en dan gauw naar buiten om het geld in het centenbakje van de orgelman te doen.

De Sloterplas was toch wel de plek waar we, als het even kon, naar toe gingen. We wisten precies waar mijn moeder zat, we hoefden alleen maar naar de afgesproken paal met een beest erop te gaan. De eerste hulp ontsmette de wond en deed er een dik verband op, het stuk ijzer wat dat diepe gat in mijn voetzool had geprikt, zat onderin de kuil die ik net gegraven had, het litteken zit er nog steeds. De lange rijen mensen tussen de metalen toegangshekken, de overvolle fietsenrekken, geen probleem, gewoon wachten tot je aan de beurt was of we het nu leuk vonden of niet, we wisten niet beter. Later ging je zwemmen aan de andere kant van de plas, dan koste het niets. Als je goed kon zwemmen mocht je naar de eilandjes zwemmen, anders niet verder dan de palen én natuurlijk niet vergeten bij de uitgang; dé ijscokar met de rollen ijs, een of twee klikken bepaalde hoe dik het ijs tussen de koekwafels zat.

Binnenkort deel 4 van dit verhaal

Naar deel 2

Alle rechten voorbehouden

61 keer bekeken

Geen reacties

Voeg je reactie toe