Mijn ouders trouwden in 1939 en gingen wonen in de Pieter Langendijkstraat 10 op de 3e etage.
Beide ouders hadden een ongelukkige jeugd gehad. Mijn moeder is geboren in Amsterdam-Noord als enig kind. De moeder van mijn moeder overleed al toen ze 4 jaar was. Na enige tijd trouwde opa opnieuw met een vrouw die al twee zoons had. Het boterde helemaal niet tussen de nieuwe moeder, zoons en mijn moeder. Na veel nare jaren is ze zo gauw mogelijk uit huis gegaan en woonde uiteindelijk op de Witte de Withstraat. Ze werkte laatst bij Ypma Herenmode in de Jan Pieter Heyestraat. Kenmerkend voor de slechte verhouding was het feit dat zij pas weken na de begrafenis van haar vader per toeval te horen kreeg dat hij in een donkere oorlogsnacht verdronken was in het Noord-Hollandskanaal!
De moeder van mijn vader overleed toen hij acht jaar was. Na 1,5 jaar trouwt opa opnieuw en wordt mijn vader (geboren in de Kanaalstraat) met zijn drie jaar jongere broer (blijkbaar waren ze niet langer gewenst) in 1924 ondergebracht in het Aloysiusgesticht in de Elandstraat en vervolgens in het Jongerenweeshuis op de Lauriergracht. In het weeshuis moet hij kiezen tussen te gaan leren voor timmerman of bakker. Dat werd het laatste. Na het weeshuis is hij af en toe bij zijn vader, maar verblijft vaak in de Nicolaas Beetsstraat bij een familie die zich meer of meer over hem heeft ontfermd. Vervolgens gaat hij intern stage lopen bij bakkerijen in Velsen en Santpoort en weer terug naar de pleegfamilie.
Mijn ouders ontmoeten elkaar bij een operettevoorstelling.
Tussen 1940 en 1946 komen er in de Pieter Langendijkstraat vier kinderen, waarvan ik als derde geboren ben, in december 1943. Eind 1944 begin 1945, in de hongerwinter, ben ik ernstig ondervoed (volgens zeggen zag ik er uit als een gevild konijn) en werd voor aansterking ondergebracht bij een familie in Bilthoven. Mijn moeder vertelde dat ze het heel wrang vond dat als ze op bezoek kwam dat ik mama tegen de mevrouw zei. Ik heb erg spijt dat ik nooit om de naam en adres van hen heb gevraagd.
Met de vier kleine kinderen was het natuurlijk een heel gedoe met al die trappen naar 3-hoog. Gelukkig woonde er aan de overkant een heel behulpzame buurvrouw Mevrouw van Alfen. Het kunnen overnemen van de bakkerij met woning in de Jacob van Lennepstraat 10 leek dus een goede mogelijkheid, want die was helemaal gelijkvloers.
Het gezin had vanaf het begin een sterke binding met de Vincentiuskerk omdat mijn vader daar op her koor zong. Mijn oudere broer en oudste zus gingen naar de kleuterschool in de Kanaalstraat 100.
Tot zover.
Het volgende deel gaat over de periode 1946 tot 1949.