Zelf was ik de laatste tijd blijven hangen in een lelijke griep en daar zag ik ook naar uit. De vaste leveranciers leefden mee en in het weekend dat ik echt te beroerd was voor de boodschappen bracht de eigenaresse van de dierenwinkel ze mij aan huis. Nog wel bedankt!
Het was de tijd dat de krantenjongens met hun kaart langs de huizen gingen. Daarvoor had ik wat munten klaarliggen want ze trotseren toch maar weer en wind om ons te voorzien van de dag- en weekbladen. Nu kende ik één van de jongens al van de basisschool vlak bij; ook hij kwam langs, met een vriendje. Zij kregen allebei wat, hij iets meer. Daarna kwam een aardige Turkse buurjongen die ervan schrok dat ik er zo slecht uitzag. “Ben je ziek?”, vroeg hij nog.
Even later kwam zijn oudste zus me beterschap wensen, met een cadeautje.
En weer een kwartier later kwam die krantenjongen weer, met een andere vriend.
Ik dacht dat hij ook voor die knaap een geldstukje wilde maar hij schudde resoluut zijn hoofd: “Nee, je hebt al gegeven, ik kwam alleen omdat je ziek bent. Hoe gaat het ermee?”
En juist wanneer je oud, zwak, ziek en misselijk bent, doet dat je zo goed! Die intermenselijke aandacht/warmte die niets kost en niets vraagt, die hebben we toch allemaal nodig, elke dag?
Of we nou Goedendag zeggen of Hoi, Doej, Selamat Jalan, Salem Aleikum, Vaya con Dios of Ça Va, we bedoelen toch allemaal: “Hoe gaat het ermee?”
Gepubliceerd: 22 januari 2008