Ik ben aan die ganzen gehecht geraakt. Ze komen van links, vanuit het park en trekken zo gedurende de dag langzaam naar rechts, langs het water dat het grasveld achter mijn tuin van het Sloterpark scheidt. Ik weet dat er buren zijn die ze lastig vinden. Verderop staat een oude keukenstoel voor de ingang van een tuin bij gebrek aan een tuinhekje. Zo probeert ieder ze op hun eigen manier te weren. Bij mij komen ze de tuin niet in, ik heb wel een tuinhek, maar ze houden ook onze gemoederen bezig. Mijn dochter van 10 is bang voor de blazende dieren. Luid gillend rent ze met haar vriendinnetje door de tuin als de ganzen hun nieuwsgierig gakkend naderen. Wanneer mijn vriend ’s ochtends met zijn fiets het tuinhek doormoet, gebruikt hij de bezem om ze vol afgrijzen weg te jagen. Hij blijft volhouden dat ze het grasveld kaalvreten. Ik geloof dat niet. Afgelopen zomer zag het grasveld er even groen uit als anders, ondanks een winter van grazende dieren.
Als iedereen ’s ochtends, ondanks de ganzen, vertrokken is naar school en werk, drink ik een kop koffie aan de keukentafel en staar naar het mooiste uitzicht van Amsterdam. Wuivend riet langs het water en kale hoge bomen waar de laagstaande winterzon doorheen schijnt. Het is iedere ochtend weer verbijsterend mooi. De ganzen grazen vredig en ik waan me stiekem op het platteland. Na de koffie ga ik naar de warme stal om de kalfjes te voeren.
Maar er is geklaagd en de wijkmanager heeft, zoals dat hoort, actie ondernomen. De ganzen krijgen een nieuwe plek aan de rand van de Sloterplas. Er is overal aan gedacht, ze worden de eerste weken op de nieuwe plek bijgevoerd zodat ze geen reden hebben terug te keren naar onze achtertuin. Ik ben benieuwd. Waar hangen ze ’s zomers uit? Ze vinden toch iedere winter hun weg terug naar deze plek? Mijn dochter heeft ook geen vertrouwen in het verplaatsingsproject. Ze wijst me er fijntjes op dat we in de Wessel Gansfortstraat wonen, die beesten horen hier gewoon thuis!
1 februari 2006