Begin jaren 50. Ik ben nog heel klein, hooguit 6 jaar. Het is heel vroeg in de ochtend, nog geen 6 uur, en ik word wakker van geluiden in de keuken: mijn vader die zich met koud water bij de kraan staat te wassen. Daarna wordt heel zachtjes de radio aangezet. Nog meer geluiden: water in de fluitketel, de broodplank op het aanrecht, een lade gaat open, de margarine wordt van de overloop gehaald: mijn vader maakt zijn brood klaar voordat hij naar het werk gaat. Knisperen van papier waarin de boterhammen worden verpakt, en dan zie ik hem even door mijn oogharen heen: hij doet het brood in de tas die straks achterop de fiets, die in de kinderslaapkamer staat, gebonden zal worden. Het geluid van blik: de beschuittrommel, weet ik. Knars, knars: margarine op de 2 beschuiten voor mijn moeder. Ik hoor het niet, maar weet dat hij er nu suiker op strooit. Dan begint de ketel te fluiten. Gerinkel van serviesgoed, en opnieuw zie ik mijn vader door mijn oogharen, ditmaal met een in een krant ingepakte fles thee, die ook in de tas wordt gedaan, en nu gaan de snelbinders erom achter op de fiets.
Dan hoor ik dat het licht in de huiskamer wordt aangedaan, en, zachtjes, de stem van mijn moeder. Ik hoor mijn vader weer in de keuken, en dan staat hij opeens naast mijn bed. "Slaap je nog?" zegt hij zacht, maar hij weet heel goed dat ik alles gehoord heb. En dan krijg ik een lekkere warme kop thee, met veel suiker. Op de rand van mijn bed eet hij zijn boterhammen en slurpt van zijn thee. Een kus, de radio uit, en hij pakt de fiets. Ik hoor de deur tussen keuken en slaapkamer dichtgaan en vervolgens de deur van de keuken naar de overloop. Het geluid van de sleutel in het slot van de keukendeur, gerommel op de trap, de voordeur die dichtslaat. En dan hoor ik een tijdje helemaal niets. Totdat mama uit bed komt en de dag echt begint.