Ik ben geboren in 1956 in de Wilhelminastraat in Oud-West. Vroeger zei ik altijd: “Kinkerbuurt” maar sinds de invoering van de stadsdelen werd ik daarbij regelmatig gecorrigeerd: “Oh, je bedoelt Oud-West!
Ik heb mijn jeugd tot mijn 20ste gewoond in deze buurt. Wij woonden in het eerste stuk vanaf het WG-terrein, dat toen als ziekenhuis alleen via het poortgebouw in de 1e Helmerstraat of de slagboom in de 2e Constantijnhuijgensstraat toegankelijk was. Maar je wilde daar niet zijn: nee dan was er iets mis met je. Overigens: wel altijd een geruststellende gedachte dat je binnen 5 minuten op de Eerste hulp was!
Boodschappen deden we in de Jan Pieter Heijestraat. In bijna elk stukje Jan-Pieter Heijestraat tussen de dwarsstraten (Brederodestraat, Wilhelminastraat, Kanaalstraat) zat een bakker, een slager en een groenteboer. Op sommige van die stukjes van (pak `m beet) 12 panden zaten soms 2 slagers! Keuze te over! In het stukje tussen de Wilhelminastraat en de Kanaalstraat aan de even kant zat dat wat anders. Daar had je Langeler (de juwelier/horlogemaker) op het ene eind en Tamara (ja toen al!) op het andere.
Daar tussenin zaten - naast een bijkantoor van het Parool, gerund door mijnheer en mevrouw Jansen - twee winkels met de naam “Lobbes”. De ene winkel was een ijzerwarenwinkel en de andere was een winkel voor huishoudelijke artikelen. Een soort mini-Blokker, zeg maar. In de winkel voor huishoudelijke artikelen stond een wat verzuurde man met zijn zoon. Wij vergeleken hen altijd met Geelman en Jozef uit “Pietje Bell”. Die jongen, een vroege twintiger, viel wel mee maar zijn vader was echt niet aardig. En voor zover ik me herinner hadden ze altijd van alles maar nooit waar je voor kwam! Dan maar weer naar de Hema of Blokker in de Kinkerstraat.
Hoe anders was het bij de andere Lobbes!
Wilt u dat weten? In Lobbes 2 vertelt Paul Kok verder.