Op de zaterdagen hielp oma ook, ik vermoed zijn moeder. Ik ben er altijd van uit gegaan dat het een hele oude zaak was die oma al ver voor de oorlog was begonnen. Lobbes en zijn vrouw stonden achter een toonbank en voor een wand met wel duizend laatjes. In al die laatjes zaten “ijzerwaren”. Lobbes en zijn vrouw (maar oma ook) wisten precies wat er in al die laatjes zat. Als zij bij een bovenste laatje moesten zijn dan haalden ze een trap van de zijkant en dan moest hij de ladder op. De vrouw en moeder deden dat niet.
Lobbes had alles en wist altijd raad. Vaak stuurde mijn vader mij met een onbegrijpelijke boodschap naar Lobbes. Maar Lobbes begreep het altijd. Of je werd op pad gestuurd met een onverklaarbaar ding (afsluitertje, tapje, ventieltje? dat dan stuk was. Ik zag het er niet aan af maar het was stuk en vader moest een nieuwe. Ik vol vertrouwen naar Lobbes. Als je dan het onverklaarbaar ding op de toonbank legde werd onmiddellijk instemmend geknikt en gemompeld: “Dat wordt moeilijk”. Lobbes verdween dan even naar achteren en kwam met een volstrekt ander ding terug met de woorden: “Dat doen we tegenwoordig hiermee, jonge vriend”. Ik snapte er meestal niets van, maar vertrouwde blindelings op de charmante middenstander. En vader was ook altijd in zijn nopjes: hij had weer een nieuwe oplossing voor iets waarmee hij goede sier kon maken bij zijn technische broers!
Een boodschap bij Lobbes doen vond ik heerlijk! Ik liet ook altijd andere mensen voorgaan. Want de show die Lobbes opvoerde zou Wim Kan hebben doen watertanden! Hij was zo energiek, grappig en behulpzaam! Op dag had ik me weer naar achteren gedrongen toen een dame een stuk touw vroeg. “Waar is het voor?“ informeerde Lobbes vriendelijk. “Voor een springtouw voor mijn kleindochter. Hoeveel moet ik dan nemen? 5 meter?” “Ja mevrouw, ik weet het ook niet precies” antwoordde Lobbes guitig, “5 meter is een eind als je het valt, maar met de fiets ben je er zo!” De hele zaak lag dubbel.
Ik weet niet of de beide Lobbesen familie waren. Het was zo`n groot contrast dat ik me nauwelijks voor kon stellen dat het broers waren. Ik denk dat het neven waren. Ze werkten volgens mij wel samen. Op een dag stond er rond Moederdag een bord voor de winkel met huishoudelijke artikelen: “Heren, geef uw vrouw met Moederdag een goeie trap!” Dat had Geelman niet verzonnen!
Hoe anders was het bij de andere Lobbes!
Wilt u dat weten? In Lobbes 1 vertelt Paul Kok daarover.