Op de hoek van Hoekenes en het A.W. Grootehof lagen mijn roots: op 3 hoog mijn ouderlijk huis.
Daar heb ik vanaf mijn twaalfde, tot ik op mijn vierentwintigste eindelijk het huis uitging, gewoond met mijn vader, moeder en mijn broer.
Beneden in het portiek kreeg ik mijn eerste echte zoen van mijn vriendje. Velen zouden nog volgen.
Veel lekkere strenge winters gehad. Dus de herinnering aan schaatsen op de vaart tegenover het huis komt naar boven. Tegelijk denk ik aan de keren dat ik de eerste dagen meestal niet mee kon schaatsen met mijn vriendinnen, omdat ik om één of andere reden elk jaar een keelontsteking kreeg als het ijs net dik genoeg was. Het enige dat ik dan kon doen was door het raam kijken met een kopje thee in mijn hand en zien hoe leuk iedereen het had op het ijs.
Mijn tienertijd:
Met een leuke vriendengroep gingen we met de tram naar de stad of naar de disco-avond bij een korfbalvereniging. We zaten allemaal op dezelfde korfbalvereniging en zagen elkaar dan ook elk weekend. Eerst een wedstrijd spelen en dan gezellig uitgaan en ook nog keurig thuisgebracht worden. Niet zo moeilijk als je bedenkt dat één van mijn vrienden ook mijn buurjongen was.
Later naar andere leuke feesten maar dan zelf met de auto van pa er heen rijden. Ja, werd ik zelfs een keer midden in de nacht aangehouden terwijl ik net de hoek om wilde gaan en de straat in. Ik kon mijn huis al zien. Was wel bang dat ik moest blazen of dat ik aangehouden werd, omdat ik net echt veel te hard had gereden om een wedstrijdje te doen met een vriend uit de andere straat. Oké ik had niet heel veel op, maar toch, het zal je maar gebeuren op de hoek van je eigen straat.
Maar nee de agent vroeg alleen of ik wel wist dat er achterop de auto een fietsenrek stond. Tja wat dacht die vent nou dat ik blind was ofzo. Dat wist ik heus wel. Ik had het nog niet uitgesproken of ik besefte dat het misschien niet zo'n slim antwoord was. Hij vond me inderdaad wel erg bijdehand en ik moest mijn autopapieren laten zien. Mijn rijbewijs had ik natuurlijk wel bij me, maar de autopapieren niet. Die had mijn vader. Nou dan zou meneer de agent wel even achter mij aan meerijden naar mijn huis. Lachend keek ik hem en zei:” Nou u kunt het ook lopen hoor, Ziet u die gordijnen op 3 hoog. Daar woon ik.” Uiteindelijk moest hij ook wel lachen om het feit dat hij mij dus vlak voor mijn huis had aangehouden. Gelukkig hoefde ik niets meer te laten zien en kon ik een kwartiertje later lekker in bed kruipen.
Veel mooie herinneringen dus aan mijn ouderlijk huis. Het grootste deel van mijn vriendengroep is nog steeds bij elkaar en wonen bijna allemaal in Nieuw-West. Mijn moeder en mijn broer zijn er nog en wonen ook in Nieuw-West.
Helaas is mijn vader er niet meer en ook A.W. Grootehof 40 3 hoog is er niet meer. Zelfs de straat bestaat niet meer.
Ik sta vanaf de fietsbrug te kijken naar een bouwput en er naast een oerlelijk gebouw. Dat is er net nieuw neergezet. Een nostalgisch gevoel bekruipt me. Gelukkig heb ik de herinneringen nog aan wat er niet meer is.
Elvira van Koert
Terug naar Verslag Vertelfestival.