Ome Jan had in de Vinkenstraat zijn opslag en zijn vaste plek was (als je met de rug naar de Haarlemmerpoort stond) aan de rechter kant aan het eind van het plein.
De stal moest wel goed beklant zijn, want Ome Jan en zijn vrouw konden er redelijk van bestaan.
Ome Jan miste een been en had dus een "houten been", maar het was voor hem niet een opvallende belemmering, althans het is mij nooit echt opgevallen. Hij woonde in de Eerste Nassaustraat net naast het gebouw de Vuurtoren van de hervormde kerk.
Na te zijn mislukt als zaterdaghulp bij Tjomsma en een franse kaaswinkel op de Marnixstraat bij de Rozengracht, mocht ik op zaterdag bij Ome Jan helpen. Ik kreeg voor een zaterdag helpen het fenominale bedrag van een daalder (één gulden vijftig) en dan af en toe een fooi als ik ergens in de stad een bos bloemen moest bezorgen.
Verder hield ik de omgeving van de bloemenstand schoon en als de dag om was, dan hielp ik mee om de handel weer netjes in de loods te zetten. Als de verkoop heel goed was geweest, kreeg ik als extra een bos bloemen mee voor mijn moeder en soms een kwartje extra.
Ome Jan had een huisje (een oude tramwagen) op een "camping" aan het Kinselermeer en zo nu en dan mocht ik dan op zondag ook daar heen komen. Dat was feest. Machtig mooie plek om te zwemmen en te vissen en ik vond het prachtig. Als je de dijk over stak, stond je aan het IJselmeer. Man wat een plas water, om bang van te worden. Er waren een paar mannen die daar dan fuiken hadden staan om paling te vangen en vaak was het dan op zondag versgerookte paling eten. Omdat ook mijn moeder groot liefhebber was van paling, kreeg ik er altijd wel wat mee voor haar, soms gerookt en soms alleen maar schoongemaakt.
Hoe de samenwerking tussen Ome Jan en mij is geëindigd weet ik niet meer, maar het zal ongetwijfeld gekomen zijn door een stommiteit van mij, ik was daar heel sterk in. Ik was niet zo bijdehand als het ging om het behouden van bijbaantjes. Ik pakte wel altijd van alles aan, maar na verloop van tijd had ik dan het idee, dat men mij toch wat onderschatte en mijn kwaliteiten niet hoog genoeg waardeerde. Dat zou op zich niet zo ernstig zijn, maar ik vond het dan nodig om dat dan ook luidkeels te verkondigen en dat werd (overigens weet ik nu, zeer terecht) niet zo gewaardeerd.
Ome Jan was jarenlang mede gezichtsbepalend op het Haarlemmerplein.