Na de oorlog bleek hij tuberculose te hebben, waarvoor hij wel succesvol werd geopereerd, maar het werk van portier vonden de artsen toch een te grote belasting. Via de AVO, een soort vereniging voor sociale hulp, kreeg hij de gelegenheid een sigarenzaak te kopen.
Voor het middenstandsdiploma kreeg hij vrijstelling, maar het vakdiploma van sigarenwinkelier moest hij wel behalen. Ik zat op de HBS en samen hebben we feiten en feitjes uit het hoofd geleerd die tot het behalen van het vakdiploma moesten leiden. En dat dat lukte meteen.
De werkzaamheden
De winkel was open van 7 uur 's morgens tot 7 uur 's avonds. Uiteraard werd die werktijd tussen mijn ouders verdeeld. Na schooltijd zat ik meestal te leren op mijn kamertje, maar op zaterdagen hielp ik ook vaak in de winkel. En verder deed ik de boekhouding.
In de verkoop waren sigaretten, sigaren en zogenaamde bijartikelen zoals aanstekers, pijpen en tijdschriften. Er was een klant die elke week voor een zakje pruimtabak kwam. De winstmarge op sigaretten was ongeveer 10% en de prijzen lagen tussen ƒ 0,75 en ƒ 1,25 per pakje. Op sigaren werd iets meer winst gemaakt, vooral op de merken met een zekere klasse: Huifkar en Balmoral, herinner ik me.
Dat was dus geen vetpot. Er moest zorgvuldig worden ingekocht en soms werd een slof sigaretten bij een in de buurt werkende collega sigarenwinkelier geleend om aan de vraag te kunnen voldoen.
De leesbibliotheek
Om de omzet te vergroten, legde mijn vader een bibliotheek aan van boeken die graag werden geleend. Veel "realistische romans", want die liepen goed. Jan Mens, Herman de Man, Van Nijnatten waren auteurs die geregeld over de toonbank gingen. Van kennissen werden boeken verkregen en mijn ouders leerden zichzelf aan om uit elkaar liggende exemplaren in te binden.
De klanten
Er werd een vast klantenbestand opgebouwd, mensen op wie je kon rekenen. Rond half acht 's morgens kwam een man die op weg naar zijn werk een sigaar kopen. Hij pakte die uit een uitgestald kistje en stak hem aan met de eeuwig brandende aansteker. "Grijp-in-de-kist", noemde mijn moeder hem. Een goeie klant. Aan het eind van de dag stapte een kleine, ronde man binnen die informeerde naar "de boekjes", een genre waarin half blote dames werden vertoond en die een aardige winstmarge opleverden.
Op onregelmatige tijdstippen vertoonde zich een wat ongure buurman, die met enig overwicht zijn bestelling deed en vervolgens vroeg de kosten op te schrijven. Pas na een poosje drong het tot ons door, dat de man nooit betalen zou. En het was ook lastig om hem daarop aan te spreken, want met enige regelmaat werd hij door de politie voor andere zaken opgepakt en dan verdween hij weer geruime tijd uit het zicht.
Op zaterdagmiddag was het 't drukst. Dan kwamen de mannen die graag een kletspraatje maakten voordat ze hun wekelijkse doos sigaren bestelden. Mijn vader had voor hen een stoel voor de toonbank neergezet. Vooral de stand van zaken in de voetbalcompetitie passeerde dan de revue.
Daarop werd ook ingespeeld door de uitslagen op zondagmiddag op een bord te schrijven dat buiten aan het raam werd gehangen, vlak naast de inmiddels aanwezige sigarettenautomaat. Dan kon er natuurlijk ook wel eens een doosje sigaren met een mooie verpakking worden verkocht, hoewel dat eigenlijk strikt verboden was op zondag.
De buren
Dat stuk straat tussen Admiraal de Ruyterweg en Admiralengracht bestond uit een lange reeks van buurtwinkels. De bloemenman, de drogist, de schoenmaker, de kapper, de meubelwinkel, de sigarenwinkel, de slager, de stofzuigerwinkel en op de hoek een café. En dan ben ik er vast een paar vergeten. Ze rookten eigenlijk allemaal, zoals ook mijn vader en mijn moeder rookten en ik al gauw leerde van de beste sigaretten en sigaren te genieten. De kapper haalde bij ons zelfs pakjes sigaretten voor zijn klanten die op hun beurt zaten te wachten.
De afloop
Totdat die kapper doorkreeg dat de wet veranderd was en hij zelf sigaretten kon inkopen en doorverkopen aan zijn klanten. Sindsdien zagen we hem niet meer. En de wet veranderde nog meer. Albert Heijn ging sigaretten verkopen en het pakje saffies dat vrouwen uit de buurt eerst bij ons kwamen halen, werd bij de dagelijkse boodschappen ingeslagen.
Mijn vader heeft nog een paar jaar zijn oude stiel opgenomen en is weer portier geworden bij een bioscoop. Mijn moeder kwam met haar krakende knieën met moeite het trapje op dat de woonkamer met de winkel verbond, maar ze zat er wel, zes dagen in de week. Niet twaalf uur per dag, maar in ieder geval van 9 tot 7.
Toen heeft een barmhartige overheid ingegrepen. De saneringsregeling gaf de kleine winkelier de kans eruit te stappen en van overheidswege een bijdrage in het levensonderhoud te krijgen tot de dood erop zou volgen. Mijn ouders grepen die kans en schreven zich vast in voor een bejaardentehuis, vanwaaruit ze nog jaren genoeglijk hebben geleefd.