We verhuisden van de piepkleine Leidsepleinwoning naar de iets grotere fluwelen Ortelius naar het ruime overzichtelijke Osdorp. Opeens woonden we in een lange straat met hoge stenen schoenendozen omringd door zo veel meer licht, frisse lucht en midden in het zand. In de verte schitterde de zon op de kassen in Sloten. We speelden altijd buiten, het liefst in het duinlandschap voor de deur maar ook de verboden terreinen van de bouwplaatsen met staal en beton, houtopslag, touw, plastic pijpen en grote manshoge buizen waren altijd intrigerend om te proberen op te komen. Ik hoor mijn moeder nog roepen bij het binnenkomen ( tijdens het aangaan van de de straatlantaarns naar huis) ) : 'Schoenen uit !', en : 'Zand! Zand! Zand!'. Onze familie in Canada was in die tijd net zo hard aan het pionieren als wij - al hadden wij sneller winkels in de buurt; die werden opgetrokken waar je bij stond. Ik bracht mijn tienertijd door in Osdorp maar kwam na veel omzwervingen te wonen in het centrum van Amsterdam, niet ver van mijn geboorteplek. Ik vertel en schrijf korte verhalen en gedichten over (o.a) die zestiger en zeventiger jaren in dat nieuwe westen van toen. (https://loesleestvoor.wordpress.com). Nu bruist het er sinds decennia van de activiteiten, in die tijd moest daar alles nog beginnen. Toen wij er heen togen was het een tijd waarin we ook graag wilden dat onze ouderen goed verzorgd zouden zijn, daar werden verzorgingsflats, aanleunwoningen en kleinere woningen voor gebouwd met altijd aan één kant zon. Dat laatste was heel belangrijk, er werd groot mee geadverteerd. De Sloterplas omringd door al het groen is niet ver weg en werd al snel een fijn zwem-, wandel -, en sportgebied.
Vanuit het hart van de stad heb ik vijf en een half jaar gevrijwilligd in de Riekerhof van Cordaan, ik zocht het nieuwe westen weer op. De Riekerhof is een plek waar ouderen samenkomen voor verzorging en zeker ook voor gezelligheid en creativiteit. Ik gaf er les in schilderen en handvaardigheid, was daar een zogenaamde 'crea-bea'. We begonnen met kleine schetsboekjes maar die bleken al snel niet groot genoeg. Er moest op steeds groter papier gewerkt worden, de creativiteit stroomde explosief. Uiteindelijk ben ik naar een tijdschriftenfabriek in Noord gegaan, om daar papier aan de meter te kopen en met die rollen onder mijn armen fietste ik naar de Hof. Meterslang heb ik dat in het rond gespannen op de muren van 't Voorhuis aldaar en menigeen stortte zich er op om te tekenen en te schilderen en te plakken. Er kwamen exposities van.
Tussen al die creaties stonden bizondere letters van iemand die niet echt meer kon schrijven, maar gefascineerd was door de tekens. Dat ziet er dan heel anders uit. Die letters werden gemaakt door - ik noem haar nu - Josje. De eerste keer dat ik haar ontmoette, zei ik: 'Dag Josje, ik heet Loes, zullen we samen iets maken?' Josje lachte haar geen-gebit bloot en riep: 'Loes... appelmoes!' en 'Ben jij ooit klein geweest?' Dit bleef onze standaardbegroeting in al die jaren dat ik daar begeleidde. Ik vond haar lettertekens zo origineel dat ik haar vroeg: 'Wil jij voor mij het hele alfabet opschrijven?' Naar een voorbeeld tekende ze alle letters op haar geheel eigen wijze na. Die letters hebben we uitgeknipt en samen op een canvas geplakt. Een oud-schilderes die ook in die groep zat, schilderde daar de prachtigste kleurencombinaties omheen, soms samen met een van haar vrienden van de afdeling. We zijn allemaal zo blij met dit schilderij, we blijven er maar vrolijk van worden. Omdat ik over dit schilderij wilde vertellen tijdens de expositie van 'werken in nieuw west ' in het van EesterenMuseum in 2016, moest het mee ter illustratie van mijn verhaal. Het kostte nog heel wat moeite om het mee te krijgen, ik mocht dat niet zomaar meenemen en het moest zo snel mogelijk weer terug.
Maar goed, dit 'gesammt-Kunstwerk' heeft dus een Museum gehaald ! Als ik er nu naar kijk en zie het effect dat het heeft op anderen die er naar kijken en op diegenen die het hebben gemaakt, het hele proces samen, dan hoop ik toch zo, dat als ik oud ben, oud en versleten, dat er dan nog steeds een plek is waar ik naar toe kan en mag gaan en waar ik mag schilderen, mij creatief uiten en andere mensen ontmoeten. Dat ik nog steeds van alles kan en mag maken waar anderen ook nog plezier van hebben. Ook wat dat betreft heb ik daar veel geleerd: mijn werk daar was vrijwillig en het was onbetaald, maar eigenlijk was het op alle niveaus onbetaalbaar en niet in het minst voor mezelf !