Tuinders mochten al snel in de oorlog hun groenten alleen via de Centrale Markt verkopen. Maar de meesten bleven onderhands zelf hun klanten bedienen. Jan Holla en zijn oudere broer Nees werden een keer opgepakt op het Hoofddorpplein, bij groentenwinkel Benjamin. Een NSB-er met jachtgeweer (Landwacht) pakte de groente, en leverde de jongens af bij het politiebureau schuin tegenover. Na een halve dag zitten werden ze door twee bewapende agenten bij de steiger aan de Warmondstraat afgezet. Nees fluisterde: ‘als ze mee het schuitje in gaan, kiepen we de boot om en verzuipen ze’. De agenten waren niet gek en lieten de jongens gaan.
In de oorlog werd het al bestaande systeem van voedseldistributie langzaam verscherpt. De koop en verkoop van vlees, melk, tabak, later ook groente, fruit en vis liep via bonnen. De Centrale Crisis en Controledienst (CCD) speurde zwarthandelaars op. Soms ging het gemoedelijk. Jo Overwater zag ze van de Sloterweg naar de tuinderij van zijn vader komen. De controleur kreeg tabak, en zei dan van de drie of vier varkens die vader in een kas hield: ‘die groeien niet’. Vader had ook een tijdje 20 geiten. Alsof ze niet van hem waren liet hij ze grazen aan de overkant, op het gazon van het nog bestaande Luchtvaart Laboratorium (NLL). In de grote hal werden wel illegaal groenten verkocht.

Aan de Haarlemmerweg, even westelijk van de huidige afslag naar station Soterdijk, stond boerderij ‘Vredelust’. Corrie Vlug (1927) woonde er. Naast hen liep de Uitweg de polder in, daar stonden vaak controleurs van de CCD. Als Corrie melk aan het karnen was om er boter van te maken kon er een seintje komen: daar is de CCD! Dan moest ze stoppen. Al het karnen was voor niks geweest.
In het dorp Sloten kon erg veel dat eigenlijk niet mocht. De veldwachters Dijkema en de Klerk waren betrouwbaar en waarschuwden voor controles of razzia’s. Verder had in het dorp iedereen iedereen nodig. Levensmiddelen als melk en graan werden geruild voor diensten. Met bonnen werd gerommeld. Bij Joop Kool thuis kwamen af en toe twee Amsterdamse politiemensen langs om melk te halen: ome Dirk – van de fotografische dienst – en agent ome Jaap. De twee beloofden Joop om zijn kaart uit het bevolkingsregister te halen, zodat hij niet opgeroepen zou worden voor werken in Duitsland.
De vader van Joop Polman, Noorderakerweg, was kolenhandelaar. Van zijn zes paarden mocht hij er twee houden. Hij leverde cokes bij de Duitse bakkerij aan de Havenstraat. Voor elke handkar cokes pakte hij Duits kuch-brood terug. Dat ging in de lege cokeszakken. Hij deelde ze thuis uit aan wie er honger had, tot iemand hem verraadde. Vader moest drie maanden onderduiken.
Dit is deel 7 van een reeks verhalen over de 2e Wereldoorlog. De verhalen zijn tot stand gekomen vanuit interviews die Pim Ligtvoet - van het Comité 4-5 mei Slotervaart - heeft gehouden met (oud)bewoners van de polders die nu tezamen Nieuw-West vormen.
Link naar rubriek waar alle verhalen 'Oorlog in West' bij elkaar komen te staan.