Mijn moeder, Trees Cairo, kwam in 1971 naar Nederland en trok in bij mijn tante in de van Speijkstraat. Zij was toen ongeveer 20 en begon met allerlei cursussen, zoals ponstypiste. “Dit was de voorloper van de computers”, zegt mijn moeder trots. Zij vond al snel werk bij de KLM, want het was een andere tijd. Het was makkelijk om werk te vinden. Maar na het werk en de cursussen vond mijn moeder het ook leuk om uit te gaan. Naar ‘huisfeestjes’ waar veel Surinamers naartoe gingen. Hier heeft zij mijn vader leren kennen.
Toen mijn tante ging verhuizen, konden mijn ouders de woning gemakkelijk overnemen met toestemming van de huisbaas. Zij hebben hier ongeveer 10 jaar gewoond en in die tijd ben ik geboren.
Ik vraag aan mijn moeder hoe haar eerste ervaringen waren met Nederland. “Mijn God”, zei ze, “Wat een mooi land, maar de huizen leken wel erg op elkaar”. Zij vertelt hoe zij verdwaalde en wat voor trucjes ze bedacht om haar huis weer te vinden. Zo ging zij in alle portieken de namen lezen totdat zij haar eigen naam tegenkwam.
En hoe was de buurt toen? De buurt was heel anders. Zij was een van de weinige buitenlanders in de straat. Je had goede contacten met andere buurtbewoners. Het was allemaal overzichtelijker. Je had nog de warme bakker op de hoek, de melkman en de aardappelboer die aan huis bezorgden en ook de kolenman. “De kolenman?”, wie of wat is dit? Mijn moeder moet mij uitleggen wat een kolenman is! Ik heb nog nooit een kolenkachel gekend. Mijn moeder vindt het jammer dat deze diensten er niet meer zijn. Er zijn toch steeds meer oude mensen en juist oude mensen zouden het op prijs stellen als deze diensten terug kwamen.
Mijn moeder woont nu met plezier in het centrum en ik woon in Slotermeer. Zij zou niet meer terug willen, omdat de buurt veranderd is. Maar ik heb de buurt waar zij over verteld niet gekend. West, en in mijn geval Slotermeer, is voor mij een gezellige en prettige buurt om te wonen.