Zo moest ik in de jaren 50 regelmatig twee ons spekvet halen voor op brood. Niet te dik smeren en dan met een beetje zout, heerlijk vonden we dat toen. Een tractatie!
Of was het nou vetspek? Uitbakken en dan bij de bruine bonen of de capucijners. Ook heel lekker, vooral de knapperige swoerdjes. Smullen met z’n allen.
Maar goed, iedere keer wanneer ik naar de slager moest voor deze boodschap liep ik te repeteren ‘twee ons spekvet, twee ons spekvet, twee ons spekvet … of was het nou twee ons vetspek? Ik probeerde ook een ezelsbruggetje te verzinnen, zo als de s komt voor de v in het alfabet, dus moet ik spekvet halen. Maar ook dan sloeg halverwege – en zo ver was het niet, om de hoek in de Nickeriestraat - de twijfel weer toe. En als ik dan in de winkel aan de beurt was, stamelde ik met een vuurrode kop wat het eerste in mij opkwam, ervan overtuigd dat iedereen de domme twijfels van mijn gezicht af kon lezen.
Of ik vaak met het verkeerde thuiskwam weet ik niet meer. Waarschijnlijk verdrongen jeugdherinneringen. Maar ook nu nog - vijfig jaar later - blijf ik op weg naar de winkel of het postkantoor een boodschap repeteren in mijn hoofd zoals ‘10 postzegels van 44, alstublieft’.
En als ik aan de beurt ben klap ik soms weer dicht, moet diep ademhalen en mezelf tot de orde roepen. Dan pas lukt het om ‘44 postzegels van 10, alstublieft’ te zeggen. Om na een verbaasde blik van de loketbediende (wat een ouderwets woord) met een nog net geen vuurrode kop lachend te zeggen ‘o nee, ik bedoel natuurlijk 10 van 44’.
Gepubliceerd: 10 oktober 2008