De heer Leeners woont sinds 1938 in hetzelfde huis op de Hoofdweg. Eerst met zijn ouders en sinds 1968 samen met zijn vrouw. Als klein jongetje heeft hij vanuit dat huis de oorlog voorbij zien komen. In 1940 rukten de Duitse tanks hierlangs op en in mei 1945 zag hij vanachter het raam de Canadezen de stad intrekken. Meneer Leenders herinnert zich nog dat de Canadeese soldaten een paar trekjes van hun sigaret namen en deze vervolgens op de tramrails gooiden. De mensen doken er op af en vochten om het peukje.
In de laatste oorlogsjaren werd al het hout in de stad gebruikt om te stoken. Zo verdwenen de bruggetjes tussen de tuinderijen achter de Postjeskade. Ook de houten hekken van boer van der Broek moesten eraan geloven, zodat z’n koeien ’s morgens op straat liepen. De bomen op de Hoofdweg werden eveneens brandhout. De heer Leeners weet nog dat de grote boom voor hun woning werd omgekapt. Vooral de reactie van Juffrouw Jansen van drie hoog zal hij nooit vergeten: ' Ik heb zolang tegen deze boom aangekeken, nu heb ik ook recht op een stuk ervan' zei deze tachtigjarige vrouw.
Meneer Leeners heeft meer mooie herinneringen aan juffrouw Jansen. Hij speelde niet vaak met andere kinderen op straat. Hij zat liever binnen. Zijn moeder noemde hem 'het heertje in de dop'. Maar af en toe ging hij in de oorlogsjaren wandelen met juffrouw Jansen. Ze gingen dan met de ponytax naar het Vondelpark. De ponytax bestond uit een overkapt wagentje met een pony ervoor. Juffrouw Jansen belde voor dit ritje de Amsterdamse Rijtuig Maatschappij op de Overtoom. Voor maar vijftig cent werden ze zo naar het Vondelpark gereden. Hier bezochten ze de zandbak en het theehuis bij de Amstelveense weg. Na afloop wandelden het heertje in de dop en juffrouw Jansen samen terug naar de Hoofdweg.
Gepubliceerd: 17 oktober 2006