Wie kwamen er allemaal aan de deur of door de straat in de jaren 40, 50, 60?
Een opsomming van de herinneringen van Alex Krull in drie delen. Vandaag deel 1.
Wie kwam aan de deur?
Voddenboer
Iedere voddenboer had een identificatie-bord op de bakfiets. Zoals Naam: G.A. Doodt; Vergunning: 12345; en het adres: ergens bij het Waterlooplein.
Op een dag had moe een voddenboer de trap op geroepen. Moe gaf hem een juten zak die hij aan een duimhandweegschaal hing. Op een zeker ogenblik ontstond er een verschil van mening. Moe zei dat hij zijn poot onder de zak hield. Hij zei dat Moe klinkers onderin de zak had. Volgens hem kon mijn moeder het vullis houden.
Berliner bollen; dan wist je dat het winter was.
Een kraamwagen met een paard ervoor gespannen. Gedurende de zomer kwam de Belgische Wafelkraam met twee grote Belgische knollen ervoor gespannen.
Hondenvlees/verse waar
De man kwam met een gemotoriseerde bakfiets. Vies geval, griezelig, het stonk. Wij dachten dat die man olifantenvlees verkocht. De enige die kocht was een rijke buurvrouw die een zwarte Poedel had.
Wasmachine verhuurder
Die kwam aan de deur om Hoovers te verhuren, of het liefste één op zicht te nemen.
De Koperpoetser, kwam met zijn vrouw
Hij deed de zaken, zij poetste de brievenbus (soms de verkeerde), de deurknop en het sleutelgat als bonus.
Uitjes in de wijnazijn, zoetzuur! Cent a Prik
Dat werd “Uitjes in de Wijvenzijk”.
Grote zure bommen en uitjes dreven rond in een half wijn vat. Als je honger had, dan was het gewoon om gek ervan te worden.
Bode van Ouwel: Begrafenisfonds
De man had een vet boekje waarin de contributie werd bijgeschreven.
Moe betaalde 50 cent per week, tientallen jaren lang.
De Meteropnemer
Die kwam de gas en elektriciteit opnemen en incasseerde de muntjes. Ja de elektriciteit was goed, máár er was een probleempje met de gasmuntjes. De meteropnemer zette dan een streng gezicht op. “Mevrouw, u mag geen valse muntjes gebruiken”. Het geval was dat in die dagen een 10 cent zink dubbeltje net zo groot en zwaar was als een gasmuntje. Met een klein verschil, dat het gasmuntje een driehoekig gleufje had. Dus in geval van nood (meestal) namen we de knijptang en maakte we dan een gleuf in het duppie. Moe moest bijbetalen, met de waarschuwing omdat niet meer te doen. Het probleem was om nu van die “Gasmuntjes” af te komen. Daar was techniek voor nodig, en ik was de pineut, want ik wist mijn slachtoffers! Dus ik naar de winkel om iets te kopen, legde de “gasduppies”, de ene munt half gestapeld op de andere in een keurige rij op de toonbank, met een goed duppie aan het einde van het rijtje. “Precies gepast” zei de winkelier, en veegde met z’n ene hand de hele rij in de andere en gooide het geld in de kassa, en ik als een razende de deur uit.
1568 keer bekeken