Gehandicapten
Op de Oranje Nassaulaan vlak bij het bruggetje hadden we een heel pand in onderhoud. Het pand werd bewoond door geestelijk gehandicapten en hun verzorgers. De meesten waren z.g. mongooltjes* in de leeftijd van 10 tot ongeveer 25 jaar. Maar er lagen ook gehandicapten die zelf niets meer konden. Die lagen daar dan in een ledikant op de eerste verdieping te liggen. Dag en nacht, en verder niks. De enige afleiding die deze mensen hadden was het eten en wassen. En dat er af en toe een timmerman langs hun bed liep.
Het was erbarmelijk om dat te zien. Maar je moest toch het een en ander doen op die kamers. Ik werkte daar met ome Jan. Wij waren naamgenoten, maar Ome Jan was een oude rot in het vak en al bijna aan zijn pensioen toe, dus die kon alleen maar fluiten. Hij zegt tegen mij: ‘Jan, let op je gereedschap want het is hier weg voor je het weet.’ En inderdaad zaten al twee mongooltjes* in mijn gereedschapkist te graaien. ‘Blijf daar vanaf’ riep ik! Een kon nog uitbrengen: ‘We kijken alleen even en dan gaan wij ook hameren.’ De ander knikte heftig en timmerde alvast tegen een deur met mijn hamer! Ik riep: ‘Ome Jan, wat nou, ze hebben mijn gereedschap al gepakt.’ Ik probeerde mijn hamer weer terug te pakken maar ze liepen al naar de tuin en begonnen op brute wijze de speelwerktuigen te slopen. Ome Jan sprong op ze af en zei: ‘Hier met die hamer anders ga je in de riemen.’ De jongen gaf de hamer meteen aan ome Jan en ging in een hoek staan te pruilen. Gelukkig was er verder niks gebeurd. ‘Voor hetzelfde geld slaan ze elkaar de hersens in’ zei ome Jan.
Het was 5 december en pakjesavond. Ome Jan en ik werkten weer eens aan een klus in het tehuis. De leiding van het tehuis vroeg aan ons of wij ’s avonds zin hadden om het feest met de bewoners mee te maken. ‘Ik kan niet komen’ zei ik, ‘want een broer van de Sint verwacht me vanavond op zijn feestje, het is een tweeling, vandaar?’ Ome Jan riep: ‘Ik kom wel, maar zet wel de borrel klaar anders ben ik gauw weg!’ Ome Jan vertelde de volgende dag dat het een grandioos feest was geweest. En dat ik wat gemist had. Ik keek hem schuin aan en hij zei: ‘Het is écht waar, we lagen állemaal onder de tafel. Niet omdat we dronken waren maar om pepernoten te zoeken!’
*Schrijver geeft hier een tijdsbeeld weer en heeft uitdrukkelijk niet de intentie om iemand te kwetsen!
Redactie:
Iemand met het syndroom van Down, werd of wordt in de volksmond ook wel 'Mongooltje' genoemd. In het woord 'Mongool' ligt in iets negatiefs. Hierdoor is ook in het verleden het beeld ontstaan dat deze kinderen/mensen van een mindere 'kwaliteit' zijn.
In 1965 (dus al meer dan 35 jaar geleden) heeft de regering van Mongolië aan de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) verzocht om de naam van hun inwoners niet in verband te brengen met de handicap die wordt veroorzaakt door Trisomie 21 (syndroom van Down). In grote delen van de wereld is hier toen gehoor aan gegeven behalve in enkele landen, waaronder Nederland.