Anna vertelt dat ze is geboren in Oud Sloterdijk in een klein huisje. Ze heeft er maar kort gewoond en moest daarna vanwege het overlijden van haar moeder naar het weeshuis aan de Stadhouderskade. ‘Goh, hoe heette dat ook alweer’, zegt ze diep peinzend. ‘Nou, ik kom er nog wel op. Is het niet vandaag dan wel morgen.’
‘O, wat geinig dat je in Oud Sloterdijk bent geboren‘, breekt Rietje in met een zwaar Amsterdams accent en ze is niet te stuiten met haar herinneringen. ‘Ik ben geboren in de Jordaan, in de Goudsbloemstraat, met 6 jaar verhuisd naar de Wittekade en in 1943/1944 heb ik regelmatig met me zuster ‘in de pijpen gelegen’. Ik kijk haar verbijsterd aan. Wat? ‘Ja, zegt ze, we gingen kolen en blokkies jatten bij de Westergasfabriek. Me zuster scheet in d’r broek voor de politie en dan zei ik: rennen! en de zak met blokkies over de grond slepen, zodat ie slijt. As ze je dan pakken, hebben zij ook niks. Want anders ‘krijg je zeep op je brood en word je kaalgeschoren’. Ze schatert het uit bij de herinnering aan het angstige gezicht van haar zus.
Van na de oorlog weet ze zich ook nog alle straatspelletjes te herinneren. ‘We deden ‘bokkie, bokkie, bèh, dievie met verlos met de jongens tegen de meiden en dan gingen wij stiekem de buurt uit, en ‘ik verklaar de oorlog’; je weet wel met Amerika en Rusland en zo getekend op de grond. En o ja, net na de oorlog gingen we zwemmen in zijkanaal F bij de Hemwegcentrale. Hartstikke gevaarlijk natuurlijk, maar het water was wel lekker warm.’
Haar dochter die inmiddels is aangeschoven vult aan: ‘Een mooie tijd op de Wittekade in de zestiger jaren. We gingen met alle buurmeiden op zaterdagochtend naar de kapper en zaten dan voor twee of drie gulden met z’n allen onder de kap.’
Als Rietje even ademhaalt zegt Anna ...
Lees hier het vervolg van dit verhaal.