Pieter Postsingel 20 had mooi uitzicht op de drukke Haarlemmerweg met z’n Haarlemse tram. Het was net een boerendorpje met zo’n 25 gezinnen, nog geen winkels maar wel meteen al een huisarts, dokter Tuntler. Maar het ‘dorp’ groeide gestaag en er kwamen steeds meer bewoners. Er kwam ook regelmatig een schillenboer, de bewoners zette hun mandje met schillen op straat bij de deur klaar.
Voor ons huis was een brede sloot en een strook weiland met jonge koeien, iets oudere kalveren, zogenaamde pinken. Die konden nog geen gras eten, dagelijks kwam er een boer met melk om ze te voeren. De boer sloeg dan met een stuk hout op de melkbus en de pinken kwamen in galop aanrennen om te drinken. Maar na enige tijd vond de boer dat ze maar gras moesten gaan eten en hij stopte met het geven van melk. Tot ongenoegen van de pinken, dagelijks veel geloei: ‘waar blijft onze melk’ Bij het ochtendgloren werden we wakker van het luide geloei en we waanden ons echt in het boerenland.
Mijn broer speelde in een ‘tamboer en pijperkorps’ en gehuld in smetteloze witte uniformen marcheerden ze over de Pieter Postsingel. Luid spelend op hun trompetten en roffelend op de trommels. De pinken hielden het niet meer toen zij dat hoorden. ‘Daar komt nu toch nog de boer met onze melk, hoor hem slaan op de trommel!’ Onder luid geloei stortten zij zich in de brede sloot en zwommen over. Geheel nat en onder de modder drongen zij zich tussen de marcherende uniformen die snel niet langer meer wit waren. Wat hebben we gelachen!
Het kunstje van over de sloot zwemmen hadden de pinken nu te pakken, het herhaalde zich iedere morgen, nu gingen de beesten langs de huizen om de schillenbakjes leeg te vreten. De boer moest nu ondanks de brede sloot een hek plaatsen om de koeien bij elkaar te houden.
Een leuke herinnering aan onze tijd in Geuzenveld.
Han van Lente