De meeste winkeliers in de Spaarndammerstraat woonden achter de winkel. Er ging een trappetje naar boven, daar woonden we, beneden was de opslag. Het was klein, er waren vier kinderen. Mijn vader en grootvader begonnen de winkel in de jaren dertig in de Assendelftstraat 34. Tot mijn tiende woonden we achter de winkel, toen verhuisden we naar de Spaarndammerstraat 57. De winkel werd in 1941 op de Spaarndammerstraat 69 gevestigd. In mijn oudste herinnering aan de winkel zie ik mijn grootvader staan: als er geen klanten waren dan ging hij de slechte peulvruchten uitselecteren.
Familiebedrijf
De winkel was een familiebedrijf, moeder en grootvader bedienden in de winkel, mijn vader was altijd in het magazijn bezig en bezorgde bij andere winkels, er kwam een oom bij, mijn zusjes en broer stonden later ook in de winkel en ik werd vertegenwoordiger en mijn vrouw bediende ook in de winkel.
We gingen met hele familie op vakantie met het busje van de zaadhandel. Mijn vader, Dirk, was altijd bezig in de winkel. Na het avondeten ging hij weer verder. Als hij met een uitje meeging, dan was het: ik had liever in het magazijn gerommeld. In mijn herinnering hadden we het goed en had mijn vader het gemaakt: mijn vader was eigen baas, iedereen in de Spaarndammerbuurt werkte in de fabriek of in de haven en we gingen al op vakantie toen niemand dat nog deed.
Als kind mocht ik karweitjes doen: zandzakjes vullen, ik haalde soms vriendjes over mee te helpen en dan kregen we een cent per zakje. Van mij werd ook verwacht dat ik de winkel zou voortzetten.
Winkel en groothandel
De buurtbewoners kochten hun peulvruchten bij ons en ook het vogelzaad en honden-en kattenbrokjes. De duivensport was toen erg populair. We leverden de peulvruchten ook aan restaurants en hotels en de dierenbenodigdheden aan andere dierenwinkels. Spoedig kwam het grootste deel van de omzet uit de groothandel, we leverden in heel Amsterdam. We verkochten ook dieren: goudvissen en kanaries. Ook vingen we de zwerfkatten in de buurt op en degenen die we tam maakten verkochten we. Onze katten sliepen soms in de lege vogelkooien: dat vonden mensen een merkwaardig gezicht.
Er waren een Simon de Wit en een De Gruyter in de straat die ook peulvruchten verkochten: op onze reclameborden stond: "zelfs Simon en Piet begrijpen het niet". Met daarop de lagere prijzen van onze peulvruchten. Dit duurde maar kort, want de chefs van die winkels haalden verhaal: je kon toch niet de namen van andere winkeliers gebruiken. De borden verdwenen: geen narigheid met de buren.
De winkel was niet groter dan 25 m2. Er waren twee gesloten etalages, achter een daarvan stond de toonbank, met daarop een weegschaal en een kassa. Daarnaast stonden opengevouwen juten zakken, met peulvruchten, duivenvoer, kleinere zakken met zaadsoorten zoals voor kanaries; in de zomer kwamen daar hengelsportartikelen bij, en maden en wormen.
Uitbreiding en ondergang
De winkel stond in de jaren veertig en vijftig vol met zakken met peulvruchten, vogelzaad en -zand. Na een verbouwing werden de spullen in een magazijn onder de winkel gestort. We haalden eerst vogelzand uit de duinen. Later kochten we het en werd het in de Rietlanden (bij de Graansilo) gelost. Ons merk zand was Z, goedkoper dan dat van Sluis, die bekender was. In de jaren zestig verkochten we luxere producten: mensen gaven meer uit aan beter diervoedsel en toebehoren, vroeger kregen dieren de restjes. We groeiden in de jaren zestig en zeventig uit ons jasje. De groothandel bediende vele zaken in Noord-Holland. Op het toppunt waren er wel 12-14 mensen in dienst. Helaas hadden we geen goed inzicht in de financiën en namen een aantal werknemers het er van: ze verkochten zaad onderhands voor een veel lagere prijs dan we het aanboden. Bovendien haalden de winkels het kleine goed steeds meer zelf bij een algemene groothandel als de MAKRO. In een paar jaar stortte de hele boel in en in 1978 waren we failliet. Mijn vader was al gestorven voor het faillissement. Hij had zich het zeer aangetrokken, als hij nog in leven was geweest.