Binnen slalommen de consumenten om elkaar heen. Tja, toch blijft een gangpad maar maximaal twee meter breed en niet iedereen neemt dan maar een andere route, om overigens daar ook weer iemand tegen te komen. De caissière zit inmiddels met blauwe plastic handschoentjes (die weinig helpen als ze zich vervolgens in haar ogen wrijft of langs haar neus gaat, zo las ik) achter een plexiglasplaat.
Enfin, voor een aantal dagen boodschappen rijker loop ik terug naar de veilige omgeving van mijn auto.
’s Morgens worden we niet door overkomende vliegtuigen of naar school vertrekkende buurkinderen gewekt, maar al twee weken door heiwerk aan de overkant van de Haarlemmerweg, richting Sloterdijkstation. Ka…bam, ka…bam, kabamkabam…kabam, klinkt het met de noordoosten wind als de beat van een dancefeest.
Gelukkig zal het straks niet ons uitzicht ontnemen over de fraai vernieuwde Haarlemmerweg en het gebied daarachter.
De stilte buiten is verder oorverdovend. De buren zijn echte naasten, maar nu zwaaien we elkaar toe, van tuin tot tuin, soms vragen ze of we nog boodschappen nodig hebben.
En af en toe beeld ik mij in dat het onzichtbare viruskreng op ons raam klopt. ‘Ga weg. Houd afstand!’, schreeuw ik het dan denkbeeldig toe. En dan hoop ik dat het aan onze deur en aan allen die ons lief zijn voorbij gaat.
Dat we pas twee weken geleden in gezellig samenzijn de verjaardag van mijn schoonzuster vierden lijkt een eeuwigheid.