Na de zesde klas (Timotheusschool) met meester Kappner ging de meerderheid van de klas naar ULO of MULO. Een enkeling ging naar HBS (Niet vanwege hun capaciteiten,maar omdat hun ouders dachten dat dit aanzien gaf in de buurt).
Ik ging naar L.van der Zweepschool ULO, afdeling MULO A+Wiskunde, Herman Poortstraat, Geuzenveld-Slotermeer. Ik had makkelijk naar de HBS gekund. Ik haalde altijd hoge cijfers, maar gezien mijn desinteresse in school ( zie vorige column) vonden mijn ouders het verstandiger mij naar de van der Zweep-MULO te doen. Bijna de hele buurt ging daarheen. Veel docenten konden geen orde houden. Wij, inmiddels pubers, hebben leerkrachten vreselijk gepest.
Meneer Siebrecht (leraar Engels), die sprak met “consumptie”, kreeg als bijnaam: Sabbeltje. De hele klas sprak op zekere dag af een plastic regenkapje mee te nemen. Hij werd gepest en de man liep briesend en spetterend door de rijen. Op een vooraf afgesproken teken zette iedereen een regenkapje op. De man liep stampvoetend de klas uit naar de directeur: Schippers. Die kwam en vroeg alleen of we hier mee wilden ophouden. Hetgeen we plechtig beloofden. Maar voor de volgende dag hadden we echter alweer iets nieuws bedacht. We rolden knikkers over de grond, die tegen de plint achter in de klas knalden.
Meneer Scherpenzeel noemden we Bollie,( waarom weet ik niet meer). Hij was een oud-militair.Een driftkikker die makkelijk kwaad te krijgen was. Als het gelukt was hem kwaad te krijgen, kwam hij stampvoetend op één van ons af, zwaaiend met een stoel boven zijn hoofd onder de uitroep: “Ik sla je in elkaar”.
De leraar Boekhouden noemden we “Lodderoog”. Zijn gezicht leek op de kop van een hond met van die hangende wangen met treurige ogen. Hij legde uit over Credit, Debet en Tarra. Wij “begrepen”de term Tarra “zogenaamd” niet. Waarbij hij na iedere nieuwe uitleg steevast uitriep: “Tarra, Tarra, Tarra”.
De leraar Duits (volgens mij van der Plasse) was een leuke, gezellige, man. Werd niet gepest. De man had heel weinig haar en kamde dat wat er zat in een heel lage scheiding over zijn verder kale schedel. Hij kreeg de bijnaam “Pruikie” toen hij een toupetje ging dragen. Ik ken nog de rijtjes van de naamvallen: An, auf, hinter, neben, in, enzovoort. Nooit nodig gehad. Evenals wiskunde, waar ik niets van begreep. Een geweldige tijd, weinig geleerd en volkomen nutteloos.
Ik slaagde in 1968 in één keer met goede cijfers. (Alleen wiskunde was onvoldoende).