De eerste herinnering die Jamila Al Fahmi (1967) aan Nederland heeft, is de markt op het Mercatorplein. We schrijven 1971. Aan de hand van de mevrouw die haar samen met zusje Fatimah (toen negen maanden oud) en beide ouders in huis nam (Vespuccistraat), ging zij als vierjarig meisje de markt op en neer. En bij alle kraampjes kreeg de kleine Jamila iets lekkers toegestopt. De hospita zelf zo trots als een pauw, want ze had toch mooi een heus Marokkaans gezin in huis genomen.
Hoe anders is het ruim dertig jaar later. Jamila beseft dat die tijden nooit meer terugkomen. “Ik weet dat veel mensen de Marokkanen zien als profiteurs en dat er overal dreiging is en ik weet ook dat men is bang dat we fundamentalistisch zijn en ga zo maar door. Dat is natuurlijk allemaal grote onzin, want de meeste Marokkanen die ik ken proberen er gewoon het beste van te maken!” Het is Jamila duidelijk aan te zien dat ze het jammer vindt dat de open houding en warme belangstelling voor elkaar uit de jaren zeventig tussen de autochtone Nederlanders enerzijds en de mensen van Marokkaanse afkomst anderzijds eigenlijk niet meer bestaat.
“Mijn vader heeft altijd heel hard gewerkt. Eerst als stratenmaker en later als mijnwerker. Uiteindelijk kwam hij in Amsterdam West terecht en daar werd hij drukker bij het Pedalogisch Instituut. Hij was pas achttien toen hij naar Nederland vertrok. Gelukkig geniet hij nu van zijn welverdiende VUT, want hij heeft echt altijd tot het uiterste moeten gaan om voor zijn gezin voldoende brood op de plak te krijgen.” Nog even gaat Jamila met ons terug naar de dag waarop de familie vanuit het dorpje aan de Marokkaanse noordkust — Ras Kebdana — met het vliegtuig vertrok naar het koude Nederland. “Mijn oma, bij wie we inwoonden, vond het maar niks dat ze haar schoondochter en twee kleinkinderen ging verliezen. Dat weet ik nog goed. Het grappige is dat ik de vlucht die daarop volgde en de aankomst in Nederland helemaal ben vergeten.” De hele operatie in Nederland stond volgens Jamila overigens in het teken van tijdelijkheid. “Niemand ging er in het begin van uit dat we hier ons hele leven zouden blijven, maar het gebeurde toch. Ik denk dat mijn vader pas wist dat we nooit naar Marokko zouden terugkeren, toen we op vakanties aldaar na een paar weken steevast begonnen te vragen wanneer we terug zouden gaan Nederland.”
Jamila zit duidelijk op de spreekstoel en ze geeft ons hiermee een mooie kijk op het leven in een Marokkaans gezin in Nieuw West en op de problematiek waarmee hele generaties kampen. Ten slotte maakt zij ons deelgenoot van een heimelijk wens. “Ik zou willen dat het weer werd zoals in de jaren zestig en zeventig. Toen we nog oprecht geïnteresseerd waren in elkaars cultuur en afkomst. Toen we nog respect hadden voor elkaar. Ja, daar ligt de sleutel tot een leefbare woonomgeving: het begint gewoon bij respect voor elkaar!” Een waar woord.