Tijdens de oorlogsjaren in 1943, werd mijn vader in zijn buik geschoten toen hij spoorbielzen aan het stelen was. De kogel kon er niet uitgehaald worden.
Ons huis diende als een doorgangshuis voor joodse onderduikers die een paar dagen bij ons in huis waren. Zij verbleven dan in de nette zondagse kamer, met een ingenieuze doorgang via de kast naar een afgetimmerde plek op zolder. Dan konden zij altijd vluchten als er onraad was. In afwachting van de juiste papieren zaten de onderduikers daar en zij konden - zodra die papieren klaar waren - weer verder gebracht worden naar een ander adres. Ik heb nog een paar bonkaarten en een persoonsbewijs bewaard van een van de onderduikers. Mijn moeder gaf ze aan mij vlak voor haar dood. Ze heeft nooit uitgebreid over die periode willen praten. De oorlog was ook de reden waarom het huwelijk na de oorlog niet meer goed kwam. Er was teveel spanning en te veel stress geweest. Mijn moeder was van huis uit lid van de SDAP en mijn vader was lid van de CPN. Thuis werd de “Waarheid" gelezen. Toen mijn vader stierf bleek de kogel nog in zijn lichaam te zitten.
In het laatste huis aan de rechterkant in het midden van de foto werd ik geboren in de van der Duijnstraat 3. 3 hoog, op 28 april 1945. Onder ons huis was een garage. Nog net op de foto is rechts een klein elektrahuisje te zien op het Van Hogendorpplein.
Gepubliceerd: 14 mei 2006