Zelf heb ik het onderste uit de kan van Kampclub gehaald. Zonder nog maar een donderdag op de Kampclubavond te hebben bijgewoond mocht ik onverwacht een jaar, te vroeg, mee. Dankzij de goede contacten van mijn ouders. Er waren twee jongens afgevallen en ze zochten daarvoor twee andere. Bertus Keizer, mijn vriendje van toen uit de Tjerk Hiddes de Vriesstraat en ik mochten mee. Eigenlijk waren we te jong. Bertus heeft trouwens een verschrikkelijke week gehad, vanwege heimwee, ik had het geweldig naar mijn zin. Rabbit Hill, ~1950 wie, wat, wanneer, waar Foto: collectie Fred Fontijn Door: Jan van Zijp
Die eerste keer was naar Rabbit Hill, vlakbij Apeldoorn. Daar stonden grote tenten opgesteld en die waren voorzien van stroozakken,waar we op sliepen. Mijn leider was Jan Corstens en die werd geassisteerd door Frans Staubach jr. Eten deden we in de openlucht onder de hoogspanningskabels, die over het terrein gespannen waren. De reis er naar toe, was al een groot avontuur, zo vaak had ik nog niet in een touringcar gezeten. Voor de speeltuin waar we moesten verzamelen stonden er wel een stuk of vier klaar. Het was daar een drukte van belang, al die uitgelaten kinderen, met koffertjes, waarin toiletspullen, bekers en kleren voor een week zaten. Een plastic tasje was genoeg geweest, maar ja, die hadden we toen nog niet. Al die eigendommen moesten wel worden gemerkt, zodat ze niet weg konden raken.
Een jaar later gingen we naar Blaricum, de Meent heette het huis, waar we met onze groep in een kamertje met stapelbedden sliepen. Met onze leider wandelden we toen naar de ‘Tafelberg’ of hoe dat ding ook heette. Op de terug weg gingen we over de hei, waar we geweldig schrokken, plotseling ontdekten we oefenende militairen, die daar gecamoufleerd die ‘berg’ moesten veroveren. Na Blaricum gingen we naar Vierhouten, daarna naar Lunteren en toen was Blaricum weer aan de beurt, nu moesten we wel in een tenten. Lunteren, ~1953, leider Oom Frans Staubach, met Peter Koenders, Arie van der Berg, Rudy Drent, Friedjof van der Berg, Fred Fontijn wie, wat, wanneer, waar Foto: collectie Fred Fontijn Door: Jan van Zijp
Er werd veel gewandeld in zo’n week, we moesten moe worden want dan sliepen we ’s avonds beter. Speurtochten, zwemmen, een spookverhaal bij het kampvuur, spelletjes en een bonte avond hoorden er allemaal bij. Ome Huib was in Nunspeet mijn leider, hij had houtjes meegenomen om als kleppers te gebruiken waarmee we na lang oefenen de bonteavond muzikaal opfleurden. Andere leiders die ik me herinner, waren ome Frans (Staubach), nog eens Frans junior en ome Jan (Plemper). Daarnaast was in die week ook de familie Oosterling (tante Cor en ome Henk) altijd van de partij. Allemaal mensen die een week vakantie voor de kindertjes uit de buurt opofferden.
Dat de speeltuin en de speeltuinvereniging vanuit een sociale gedachte is ontstaan, heb ik in voorgaande artikelen al duidelijk gemaakt. Dat de Kampclub een week vakantie organiseerde voor onze buurt, is daar een goed voorbeeld van.