In de lente en zomer van 1940 stapelden ingrijpende gebeurtenissen zich op voor Anna. Binnen die paar maanden nam haar leven een onvoorziene wending.
Van school
"Wij, mijn tweelingzus Marie en ik, waren in april 1940 14 jaar geworden. Wij waren op de nijverheidsschool voor meisjes. De dag na onze verjaardag moesten wij aan het werk, al huilde ik tranen met tuiten dat ik op school wilde blijven. Dat hielp niet, wij moesten geld verdienen. Nu dat deden wij dan ook op het naaiatelier van Vroom & Dreesmann in de Noorderstraat. We moesten knoopjes die niet goed vast zaten aan het goed, wat de naaisters gemaakt hadden, vast zetten en torntjes dicht maken."
"Wij verdienden fl. 2,- per week. Mijn moeder moest daar fl. 1,50 aan de steun afstaan, dat werd in mindering gebracht op de fl. 7,- die onze vader iedere week kon halen bij de steun. Ik kreeg een kwartje zakgeld, en zij hield ook een kwartje over. Toen vond ik dat al heel onrechtvaardig van onze moeder, want voor alles wat wij moesten maken op school kregen wij de stof gratis. Mijn moeder kon dat niet betalen, dus kregen wij dat uit een pot van de school. Ondergoed hebben wij gemaakt, prachtige spul, en een jurk. Maar toen wij van school waren kregen we niets meer. Wij droegen altijd de afdragertjes van anderen."
De inval
"Het was schitterend weer. Niemand had verwacht dat het hier oorlog zou worden. Dan ben je helemaal perplex, je snapt niet dat het in jouw land gebeurt. In het begin merk je nog niks, maar dan gaat dat luchtalarm 100 keer af, Duitse vliegtuigen kwamen over. We moesten de kelders in bij Vroom & Dreesmann, allemaal tegelijk naar beneden. Ik was 14 en was nog nooit ongesteld geworden. Toen werd ik ongesteld, van de schrik. Daarna is het een half jaar niet meer gebeurd."
"De Duitsers vielen Amsterdam binnen, en in de kortst mogelijke tijd zagen wij ze vanuit de ramen het hele grote magazijn leeg halen. Dekens en andere spullen. Dat was het begin van de roof. Later wist ik wel dat onze militairen geen kans hadden gehad om die Duitse troepen tegen te houden. Duitsland had zich in al die jaren toegelegd op een overweldigend leger en oorlogsmaterieel. Ik begrijp nog steeds niet dat niemand dat in de gaten had. Ik geloof dat het minister Colijn was die lang voor die tijd op de radio zei, mensen ga maar rustig slapen, niets aan de hand."
Oorlogsgeweld van dichtbij
(Op 13 augustus 1940 bombardeert de Engelse luchtmacht het Wilhelmina Gasthuis.)
"Wij hadden drop gehaald bij een snoepwinkel in de Eerste Helmerstraat, dat is tegenover het Wilhelmina Gasthuis. Toen we teruggingen gebeurde het. Ineens werd de lucht oranjerood verlicht en hoorden we vliegtuigen. Wij waren doodsbang. Dus we gingen rennen, rennen, naar huis. We hoorden de bommen achter ons inslaan. We wisten niet wat het was natuurlijk, want dat was nog nooit gebeurd. Dat het om het ziekenhuis ging hoorden we later. We kwamen huilend de lange gang van ons huis in gehold en daar zaten alle buren te schuilen."
"Mijn zus moest later opnieuw huilen want ze was haar zakje drop verloren. Dat zakje drop koste 5 cent. Ze had gespaard, maar weg was de drop. Een dag later kwam een buurman het zakje drop brengen, hij had het op straat gevonden."
Alle namen in dit artikel zijn gefingeerd om de identiteit van de betrokkenen te beschermen.
Klik hier voor deel 2
Klik hier voor deel 3
Klik hier voor deel 4
Klik hier voor deel 5
Klik hier voor deel 6
Klik hier voor deel 7