In de J.M. Kemperstraat had je de stalling van "ome Sjors". Ome Sjors was een wat corpulente man, die de hele dag op een stoeltje buiten voor zijn loods zat of boven de loods voor het raam om de komende en gaande man(fiets) te registreren. Hij dreef naast de stalling ook allerlei schimmige handeltjes, dat deden er meer in de buurt, je moest wat om je hoofd boven water te houden.
Ome Sjors was ook één van de weinigen in de straat met een heuse auto. In onze ogen moest hij wel ontstellend rijk wezen om zoiets te kunnen betalen. Nadeel was wel, dat de auto ons vaak in de weg stond als we op straat wilden voetballen of bussie trap wilden doen. Dan moest er weer even aangebeld worden en ome Sjors kwam dan zuchtend en steunend naar beneden om dan scheldend op die rotjongens, toch maar even de auto een meter of wat om de hoek te zetten.
Op de hoek van de J.M. Kemperstraat en de Van Limburg Stirumstraat woonden wij en Bodde, de man waar wij bij inwoonden. Bodde was een een klein mannetje oorspronkelijk uit Groningen en zoals het een echte Groninger betaamt, zo gierig als de neten.
Hij viel dood op een cent. In het voorhuis (wat eigenlijk een winkelpand was) had hij in de loop der jaren diverse handeltjes gedreven, van IJs tot weet ik veel. In de tijd dat wij er woonden, had hij er min of meer clandestien een fietsenstalling, dit tot groot ongenoegen van ome Sjors, die was bang voor zijn eigen nering.
In door ons zelf van panlatten en ander sloophout opgebouwde stellingen, konden er een twintig fietsen, een paar brommers en een scooter staan. Iedere klant had een eigen sleutel van de toegangsdeur en kon naar believen in en uit lopen. Behalve als de huur betaald moest worden, dan stond Bodde met glinsterende en op geld beluste oogjes bij de deur. Wie niet op tijd betaalde, werd zonder pardon buiten gezet met het object wat werd gestald, nee hij kende geen pardon, liefhebbers genoeg.
Wij moesten vaak helpen om een fiets op de hoge laag te zetten als de eigenaar het zelf niet kon redden. Geldelijke beloning kregen we er niet voor, daar was Bodde te gierig voor.
Ooit hebben we verschrikkelijk veel plezier gehad om een aardigheidje met een telefooncel.Op het Nassauplein stond een telefooncel en voor een dubbeltje kon je daar een lokaal gesprek voeren. Nu wilde het geval, dat mijn broer op een zaterdag avond daar wilde telefoneren. Hij spendeerde zijn dubbeltje in de gleuf, het gesprek werd gevoerd en broerlief hing de hoorn in de haak en toen was het Jackpot. De telefoon spuugde een flink aantal dubbeltjes. Dit lukte nog twee keer en toen vloog mijn broer met zijn buit naar huis en vertelde het in geuren en kleuren. Bodde lachte hem uit en ondanks de getoonde buit, bleef hij beweren dat het niet kon en dat mijn broer het loog. Om zijn gelijk te halen zou hij wel eens naar die telefooncel gaan en bewijzen dat mijn broer loog. Wij mee natuurlijk. Bij de telefooncel aangekomen gooide Bodde er een dubbeltje in, voerde een kort gesprek en hing op. Geen dubbeltje kwam er retour en mijn broer stond al wat beteuterd te kijken. Bodde nog wat pesterig commentaar leveren en we zouden terug. Toch wilde mijn broer het nog een keer proberen. Nou dubbeltje er in, gesprek voeren ophangen en . . . "Bingo", weer tetterden de dubbeltjes eruit of de Jackpot was gewonnen. Het smoelwerk van Bodde, dat was goud waard, de verbijstering en woede, kostelijk! We hebben het hem er nog vaak ingepeperd.
Toen wij in 1965 vertrokken heeft de fietsenstalling niet lang meer kunnen bestaan, Bodde was zelf fysiek niet (meer) in staat de zaak te runnen en het handeltje verliep langzaam maar zeker.
Toch moet je niet denken dat Bodde een soort van tweede Scrooge was, nee, hij deed bijvoorbeeld wel mee aan allerlei activiteiten op straat en hij kon hardlopen als de beste en voor een potje voetbal ging hij ook niet aan de kant. Nadeel was wel dat hij een slecht verliezer was en soms onberedeneerd driftig kon worden.