Als we het hebben over kleurrijke figuren, dan mag de kleermaker Keuter van de Haarlemmerweg niet ontbreken. Keuter had zijn werkplaats op de Haarlemmerweg in het laatste blok voor de van Halstraat. Weer of geen weer, hij was elke dag in zijn werkplaats te vinden. Daar werkte hij nog veelal met de hand aan kostuums en buitenmodel uniformen voor de Amsterdamse politie.
Onder het werk had hij tijd genoeg om de meest idiote dingen te bedenken en die voerde hij vaak nog uit ook. Keuter had een soms wat bizar gevoel voor humor en niet iedereen begreep dat altijd even goed. Hij maakte “slachtoffers” zonder aanzien des persoon. Zijn humor zorgde vaak voor hilarische toestanden en hij had de grootste lol als weer eens een streek of grap uitpakte zoals hij had bedoeld.
Ook zijn familie werd niet ontzien en menigmaal werd waar Keuter was een schaterende lach gehoord terwijl hij zelf dood ernstig zat te kijken zonder een spier te vertrekken. Wij (mijn broer en ik) woonden vlak bij zijn werkplaats en waren vaak het mikpunt van zijn grappen en grollen, maar hij vond in ons ook wel een dankbaar publiek en wij, wij genoten want het was onze opa.
Mijn broer vroeg hij eens:”Henny jongen welke maat schoen heb jij nou?” Vol trots vertelde hij hem de maat, waarop hij zei:”Ga dan even naar je grootmoeder, die heeft dan een mooi zijden petje voor je liggen”. Mijn broer ging naar zijn grootmoeder om daar dan te horen, dat opa hem weer eens te pakken had.
De zoon van de man waar wij bij in woonden (Frits) was wel gecharmeerd van opa Keuter. Toen hij “echte” verkering kreeg , moest het meisje ook worden voorgesteld aan opa. Bij het binnenkomen van de werkplaats luisterde opa naar het verhaal van Frits en sprak daarna de woorden: “Goh Frits jongen, kon jij nou niks beters krijgen?” Tussen opa en het meisje is het nooit meer goed gekomen. Wij lagen in een deuk, doch zij kon het niet waarderen. Zelfs jaren nadat opa was overleden, kon zij er nog steeds erg boos om worden.
Opa Keuter werkte dag en nacht en zag kans al zijn kinderen behoorlijk geschoold in de wereld te zetten. Van medisch specialist tot aannemer en ook de meisjes kregen een fatsoenlijke opleiding, zodat zij ook indien nodig zelfstandig konden zijn.
De laatste jaren van zijn leven waren fysiek niet gemakkelijk. Ten gevolge van zijn straffe roken (een doosje Panter sigaren per dag) waren zijn longen flink aangetast en zijn laatste jaren waren vooral gevuld met de strijd om adem. Toch als het even kon moest en zou hij naar zijn werkplaats. Daar had hij zijn “leven”, zijn kontakten en pas daar was hij echt thuis.
Vlak na weer een ziekenhuisopname, werd hij door de mannen van bureau Raampoort met de volkswagenbus, beter bekend als de “overvalwagen”, naar zijn geliefde werkplaats gebracht. Daar was hij dan een paar uur en kon hij de wereld weer aan. De eerste keer moest hij met ondersteuning van de twee agenten op die bus het stukje van de deur naar de stoeprand. Dit benutte hij door luidkeels te roepen, dat hij onschuldig was en niks had gedaan. De agenten hadden moeiten hem te ondersteunen want die lagen in katzwijm van het lachen. Oma niet, die schaamde zich zo, dat ze een week de straat niet meer op wilde.
Toen opa overleed in 1963, was het koud en guur weer, precies wat opa altijd had voorspeld. Menigmaal had hij ons gezegd: “Als ik wordt begraven, dan is het koud en regent het, dan lig ik lekker warm in mijn kissie en jullie staan mooi te kleumen. Goh wat zal ik lachen om jullie”. Precies zo was het en menigeen kon een glimlach niet onderdrukken. Bij zijn afscheid was de aula van Vreedenhof te klein en veel van de aanwezigen zullen nog lang aan hem terug denken soms met een glimlach en dan hoorden ze ook vast net als ik het lachje van opa Keuter.
Gepubliceerd: 20 september 2009