Als ik nu met mijn vrouw door de oude buurt fiets, of ik sta even te mijmeren op een willekeurige hoek van een der straten, komen er enige herinneringen los. Het zijn echter maar korte flitsen, goed voor twee of drie regels tekst in een verhaal.
1947
Ik zie nóg mijn nichtje, die ons aan de deur af kwam halen om mij en mijn broer naar de kleuterschool, bij de nonnen in de Zaanstraat, te brengen. Zij was vijf jaar ouder dan wij. Mijn moeder lag toen in het Anna paviljoen voor de geboorte van een zusje. Dat was natuurlijk van te voren al besproken met oom en tante. Ja, vader kon ook niet ter plaatse zijn, die moest werken. Mijn nichtje zat op de zusterschool in de Spaarndammerstraat, dus eigenlijk om de hoek, ze moest toch die kant op en nam ons mee. Na school haalde ze ons weer op en nam ons mee naar haar eigen huis in de Van Beuningenstraat, waar pa ons om een uur of acht weer ophaalde. Hij was in die tijd ook op bezoek geweest bij moeder in het Anna paviljoen. Vaak bleven we ook bij oom en tante slapen als het te laat was om terug naar huis te gaan. Wat een toestand. Het was gelukkig maar voor enkele weken.
2010
Moeders sprak altijd van: ‘voor de oorlog’ en ‘na de oorlog’. De oorlog zelf kwam zelden ter sprake. Maar goed, met behulp van deze twee termen kon je je nog enigszins een beeld vormen van die tijd. Vader sprak bijna nooit over het verleden en al helemaal niet over de oorlogstijd. Jammer. Want waar ik me nu een ongeluk naar zoek had hij me waarschijnlijk in een paar zinnen kunnen vertellen. Maar van wat ik nu weet over die tijd, neem ik het hem niet kwalijk. Om situatie’s uit die tijd te reconstrueren moet je geregeld de oude plekken bezoeken. Dan kom je vaak dingen tegen, die herinneringen oproepen uit die tijd. Heel soms kom je zelfs mensen tegen met wie je een gesprek kan hebben over een plek. Zij hebben dan dezelfde herinnering ervaren. Zo kon ik witte plekken uit het verleden inkleuren. En dat is voor het schrijven van een familie-geschiedenis wel zo prettig. Het is natuurlijk ook mijn ‘ding’.
Mijn vrouw, staande naast haar fiets, roept: ‘Hallo, Jan waar gaan we naar toe, rechtuit of linksaf’. Ik schrik op uit mijn mijmeringen: ‘uh, uh, recht door en over de brug links’.