Belletje-trek
Ik speel met jongens en meisjes belletje-trek in de Verlaatstraat. We vinden het leuk om bij een vrouw aan te bellen. Ze is bijna doof, maar ze kan wel een heel klein beetje horen. Ze heeft een rolstoel die ze kan besturen. Ze heeft heel lang haar. Ze noemen haar soms ‘heks’. We bellen aan. Ze kijkt uit het raam. Soms kijkt ze door het gat in de deur. Ze ziet ons niet.
Firdaouss
Het trappen-spel
Ik ga naar de trap. Ik begin op de eerste trede. Ik spring. Daarna ga ik de tweede. Verder ga ik. Totdat ik het niet meer kan. Meestal durf ik dan niet meer, maar als ik het toch doe krijg ik twee punten. Als ik bij zes-hoog ben, hou ik de rand vast. Als je hoogtevrees hebt, kan je het spelletje niet doen.
Suyehla
Bal en paal
We zoeken een paal. We vinden een goede paal bij de Notweg. We maken het dikke touw vast aan de paal. De bal maken we vast aan het touw. Je moet het met z’n drieen doen, want het doet pijn aan je handen. Dan gaan we spelen. Je moet de bal slaan en opletten, want anders komt hij tegen je hoofd.
Veli
Buiten spelen
Ik speelde met mijn nicht buiten. Het was warm. We maakten twee lege cola-flessen met koud water erin. We haalden een bal. We zetten één cola-fles bij de ene lantaarnpaal. De andere fles was bij de andere paal. We stonden precies achter de flessen. We probeerden te schieten met de bal. Toen we de flessen raakten, werden we nat. Toen de flessen leeg waren, hadden we ze weer volgemaakt. Toen we moe waren, gingen we naar huis.
Belletje-trek
We spelen belletje-trek in mijn buurtje in Geuzenveld. We bellen aan bij iemand en rennen gelijk weg. We verstoppen ons om de hoek. Een keer gaven we andere kinderen de schuld. We doen het meestal bij één vrouw. Het hele buurtje haat haar. We mogen letterlijk niks van haar: zoals in de box spelen en voerballen. Daarom doen we het bij haar: om te pesten. Soms doen we we dingen expres, wat niet mag.
Belletje-trek
Ik deed met mijn vrienden belletje-trek. Op het laatst kwam er een man naar buiten. Hij was erg boos, dat zagen we aan zijn blik. We renden heel hard weg. De man kwam achter ons aan met een slipper. We verstopten ons in de bosjes. De man kon ons niet vinden, dus hij ging weg.
Slootje springen
Je moet proberen om niet in het slootje te vallen. Het slootje is 1 meter breed en 10 centimeter diep. Op sommige plekken wordt het slootje kleiner en op sommige plekker groter. Klein, zou je denken. Maar het is geen gewoon water. Het is vies regenwater en het ruikt naar riool. Dat is het misschien ook. Als je erin valt, word je uitgelachen en word je kletsnat. Het is makkelijk om overheen te springen. Iedereen kan het.
Khalid
Koppeltje duiken
Op een dag ging ik naar Bos en Lommer met mijn moeder en mijn broertje. Daar om de hoek was een groentewinkel. Mijn moeder en broertje gingen daarheen, maar ik wou niet, want ik hou niet van groentewinkels. Ik zei: ‘Ik blijf wel buiten’. Ik zag een rek waar je je fiets tegenaan kan zetten. Ik ging er met mijn buik op liggen. Toen blafte er een hond. Ik schrok en ik maakte opeens een koprol. Maar ik wist nog niet hoe je een koprol moest maken. Vanaf die dag kan ik koppeltje duiken.
Saida
Wegvoetbal
We schieten eerst de bal over een klein autootje. Daarna schieten we over een bus. Dan over een vrachtwagen. Toen nam iemand tomaten mee. We gooiden ze tegen een fietser of een brommer. Als we een voertuig hebben geraakt, rennen we zo snel mogelijk naar een goeie verstopplek. Ik verstop me vaak met mijn broer en mijn beste vriend in een tuin of een bos. We kruipen dan zo snel mogelijk naar de andere kant van het bos of de tuin. Je moet niemand roepen vanuit je verstopplek, want dan kom je in de problemen.
Mohamed
Belletje-trek
We hadden straf bij het huis van mijn tante. We mochten niet naar buiten, want we hadden de baby wakker gemaakt. Gelukkig heeft mijn tante een hele grote tuin. Minstens drie keer groter dan een speelpark. Maar we wilden toch naar buiten. We probeerden eerst via het raam naar de tuin, maar daar waren onze moeders. Daarna probeerden we het via de bosjes. Dat lukte. Mijn nichtje bedacht dat we naar de deur van een oude man gingen. We drukten op de bel. De man kwam naar buiten. Gelukkig zag hij ons niet. We zaten achter de bosjes. Hij keek heel chagrijnig. Hij riep: ‘Kom hier, rotkinderen’
Seyid
Belletje-trek
Ik ga bijna iedere dag belletje trekken met mijn vrienden. De leukste keer dat ik het deed, werd ik betrapt. Mijn vrienden lieten me in de steek en renden weg. Een van hen riep: ‘Sorry, Faruk!’ De vrouw voor de deur zag er vreselijk uit. Ze had een brulstem en ze had een gezichtsmasker op. Ze wilde mijn moeder bellen. Maar toen..... Huh? Er werd aangebeld! Het waren mijn vrienden! Ze hielden de dame bezig, terwijl ik weg probeerde te gaan. Echte vrienden!
Faruk
Belletje-trek
Ik ging bij mijn neef logeren. We speelden belletje-trek. We belden aan bij Turkse mensen. Een oude vrouw zag ons. We renden weg naar het huis van mijn neef. Daar verstopten we ons en we keken naar de mevrouw. We staken ons tong uit. Toen kwam de moeder van mijn neef. We kregen straf. We moesten de hele middag thuis zitten.
Anass