Mijn vader begon als ‘spoorpiet’-baanwachter bij de NS en klom op tot seinhuiswachter en werd tenslotte brugwachter op de Hembrug. Er was een pad beneden aan de Spaarndammerdijk en daar stonden enkele schuurtjes van onder andere een fruithandelaar met een houten been, die een kraam had naast het viaduct Spaarndammer-straat/Nassauplein.
Dan had je nog het schuurtje van ene Verkerk, een aardappelenboer met twee valse bouviers, die hij als “bewaking” had aangesteld. In een andere schuur zat een zogenaamde ‘klaverboer’. Die maaide vrijwel dagelijks verse klaver op het opgespoten land. Deze klaver verhandelde hij als diervoeder. Verder waren er schuren van een paardenhandelaar en een varkensboer.
Wekelijks tufte een ‘olietreintje’ met ca. 20 tankwagons, getrokken door een rokende locomotief, tergend langzaam vanaf het Centraal Station. De treinrails liep parallel met de Zaanstraat en kruiste de Spaarndammerdijk met snerpende stoomfluit. De trein verdween langs de Oude Hemweg - waar later de Archangelweg werd aangelegd - richting het havengebied.
Wanneer het een warme zomerse dag was, stond bij deze overweg vaak een ijskarretje van ‘De Sierkan', waar wij als kinderen frequent naar toe gingen. Het huis aan de Spaarndammerdijk 185, waar wij woonden, stond in de driehoek; Spaarndammerdijk/ Spoordijk/ Zaanstraat. Het had twee verdiepingen en zolderkamers onder het schuine puntdak. Er was een bedstee en een trap met zolderluik.
Beneden woonde een gepensioneerde spoorwegarbeider, bijgenaamd ‘Schorre Kees’ Heemsbergen met zijn vrouw en hun enige dochter Gerda. Kees Heemsbergen had een paar koeien in een schuur naast het huis staan. Achter het huis was zijn erf en daar scharrelden een twintigtal bruine kippen. Hun nachthok was een stenen schuur die half op instorten stond. Melk van de koeien werd door mevrouw Heemsbergen met de hand gekarnd; het monotone gebonk dreunde door het hele huis. Omdat mijn vader regelmatig nachtdienst had en dan overdag moest slapen, vroeg mijn moeder of zij een paar uur niet wilde karnen. Van de roomboter die buurvrouw Heemsbergen uiteindelijk overhield, kreeg mijn moeder weleens een schaaltje als vergoeding voor de overlast.
Wij woonden boven dit kleine gezin en keken uit over de dijk naar het ‘opgespoten land’ waar - na de oorlog - de eerste bebouwing van het Westelijk havengebied zichtbaar werd. We zagen in de verte een paar schuren van boer Sjors (de Jong) met zijn zwart/wit gevlekte z.g. ‘circuspaarden’. Ik liet op dit land mijn vlieger op en heb er ‘fikkie gestookt’. Ik kreeg het kamertje met een wybertjesvormige raam – zie foto bij deel 1 van dit verhaal - dat uitkeek over Spaarndammerdijk in de richting van de R.K.-begraafplaats ‘Barbara’ en Sloterdijk. Mijn vader had nog steeds de oude spoortuin die tussen de spoordijk en de sloot langs de Veldweg lag, in gebruik”.
Dit is deel 2 van de 3 delen van dit verhaal. Lees hier alle delen.