Frans: ‘Werken in deeltijd bestond nog niet. Je was in dienst voor 41 uur per week en werkte van maandag tot zaterdagmiddag. Op zaterdag werkte je ’s morgens van 08.45 tot 12.45 uur. Rond 1960 is de vijfdaagse werkweek ingevoerd. Maar de uren van de zaterdagmorgen, werden je niet geschonken, maar verdeeld over de hele week. Dat betekende dus, dat we op doordeweekse dagen 3 kwartier langer werkten en per week één kwartier werktijdvermindering kregen. Wat was dat wennen zeg! De veel langere werkdag natuurlijk en twee hele dagen vrij!
Rond 1975 werd werken in deeltijd ingevoerd en sindsdien traden er meer vrouwen in dienst. Naast hun huishouden konden zij deeltijdfuncties bekleden’.
Klerkenbevoegdheid
Frans: ‘Na een jaar, in 1956, werd ik aangesteld in vaste dienst bij het GVB. De besluiten van de aanstellingen van mijn functies heb ik allemaal bewaard. De functies dragen titels, die nu zwaar verouderd klinken en werden in ambtelijke taal omschreven. Op het besluit van mijn vaste aanstelling staat: ‘officieus is mij medegedeeld dat op mijn voorstel U, gerekend te zijn ingegaan 1 oktober 1956, te bevorderen tot jeugdig bureelambtenaar, gunstig is beschikt.’ Enz. Enz. Wat een taalgebruik! Een aantal jaren daarna ben ik bevorderd tot ‘klerk’. Jonge mensen kennen dit woord waarschijnlijk niet, maar het was heel wat als je kantoorklerk werd, want dan had je een goede baan. Om klerk te worden was een Mulodiploma alleen, niet voldoende. Je moest hiervoor drie praktijkdiploma’s halen en kon kiezen uit een taal of boekhouden.
Aangezien Nederlands voor twee diploma’s gold, heb ik Nederlands en Duits gedaan.
Dat moest je 's avonds in eigen tijd doen, want studieverlof en studiekostenvergoeding bestonden toen nog niet. Het heette toen: je klerkenbevoegdheid halen. Prachtige taal!
Mijn salaris was 135 gulden per maand en ik zat in salarisgroep 1, toen ik begon in 1955.
De term ‘jongste bediende’ die toentertijd veel gebruikt werd, was terecht want indertijd kwam je blanco van school. Nu hebben jongeren ervaring opgedaan door vakantiewerk of stage, dat was niet in mijn tijd.
Mijn chef wist dat en ik mocht van hem enveloppen schrijven en post rondbrengen. Ik had een typecursus gedaan bij Schoevers en daardoor mocht ik ook eenvoudig typewerk doen. Verder bestond mijn werk uit personeelskaarten opbergen op alfabet, post versturen en verhuizingen op personeelskaarten schrijven’.
Hier staan de andere verhalen geschreven door José Stolp en dus ook over Frans van Loevezijn.