Vroeger was het heel gewoon dat mensen hun leven lang bij een baas werkten, nu houdt men het vaak na 5 jaar al voor gezien.
Dat geldt niet voor Frans van Loevezijn, die ruim 40 jaar met plezier werkzaam was op kantoor bij het Gemeentevervoerbedrijf (GVB). Na zijn pensionering heeft Frans nog 10 jaar lang, vier dagen per week bij het GVB gewerkt, onder andere bij het Sociaal Voorzieningsfonds. Bij dit Fonds werden personeelsleden met financiële problemen geholpen, met een renteloze lening. Na het opheffen van dit Fonds kwam hij nog 1 dag per week bij het GVB. Nu hij 75 jaar is geworden, werkt hij nog 1 dag per 3 weken bij het GVB en bouwt hij dus langzaam zijn werkzaamheden af.
Het is vrij uitzonderlijk dat iemand op 18-jarige leeftijd bij een baas begint en als 75-jarige nog steeds werkzaam is bij datzelfde bedrijf. In meer dan een halve eeuw is er veel veranderd op kantoor.
Jeugdig schrijver
Frans: ‘Op 1 september 1955 trad ik in dienst bij het GVB als ‘jeugdig schrijver in tijdelijke dienst’ bij de afdeling Personeels- en Arbeidszaken (PAZ). Ik was 18 jaar en had mijn Mulodiploma op zak. De Mulo was de voorloper van de huidige Mavo. Maar op de Mulo deed je examen in meer dan 10 vakken, op de Mavo slechts in 6 vakken.
Het GVB was gevestigd in een mooi pand aan de Stadhouderskade 1, aan de kop van de Overtoom. Op de gevel prijkte de tekst ‘Gemeentetram’.
Op kantoor waren voornamelijk mannen werkzaam, die keurig in pak liepen en stropdassen droegen. We spraken elkaar aan met u, maar omdat ik de jongste bediende was, werd ik met ‘je’ aangesproken. Pas als je elkaar langer kende, dan tutoyeerde je elkaar. Indertijd werkten er maar 4 of 5 vrouwen op kantoor. Carrière maken konden vrouwen niet. Als zij uitblonken in hun dienstbaarheid en ijver, dan kregen ze er een salarisgroep bij, maar dat was uitzonderlijk. Vrouwen werkten in de lagere functies, als typistes en secretaresses en alleen mannen kwamen in aanmerking voor bevordering naar hogere functies.
Voor de 2e wereldoorlog moesten vrouwen ontslag nemen als ze trouwden. Ze konden dan kinderen krijgen en dat vond de werkgever lastig. In mijn tijd was dat niet meer zo en waren er ook getrouwde vrouwen op kantoor. In het Ambtenarenreglement (ARA) stond ook een klein artikeltje over zwangerschapsverlof.
Als een van de dames jarig was, dan vierden ze dat in de kelder, in een apart kamertje. Ze aten daar heimelijk gebakjes, zonder de mannelijke collega’s. Over vrouwen werden neerbuigende grappen gemaakt, door mannen. Dat was niet goed, maar de emancipatie was nog ver te zoeken. Het was indertijd voor vrouwen niet mogelijk zich te ontplooiien in de maatschappij. Nu is meer dan de helft van de werknemers op kantoor bij het GVB vrouw, ook in leidinggevende functies’.
Hier staan de andere verhalen geschreven door José Stolp en dus ook over Frans van Loevezijn.