Mijn vader, als ontslagen sergeantmachinist bij de marineonderzeedienst had, na enige weken krijgsgevangenschap, de eed gezworen om nooit actie tegen de Duitse bezetter te ondernemen. Hij vond toen al snel een baan als stoker bij de centrale gaarkeuken aan de Haarlemmerweg naast de Maggifabriek.
Vier jaar lang heeft mijn ouweheer zijn eed uit 1940 gestand gehouden, want het ontvreemden van de dagelijkse emmers voedsel, antraciet, aardappelen, groenten en andere levensmiddelen uit de voorraad van de gaarkeuken kun je nauwelijks een actie tegen de Duitse bezetter noemen en wij zijn daardoor waarschijnlijk in leven gebleven en niet omgekomen van de honger. Ook onze buren in de Staatsliedenbuurt profiteerden uiteraard zoveel mogelijk mee van vaders 'criminele' activiteiten Iets erger werd de eedbreuk toen mijn vaders collega, de chef goederenbeheer van de gaarkeuken, de separate Duitse voorraad van de gaarkeuken 'beroofde' van kilo's roomboter.
Ik zeg 'Duitse voorraad', want de roomboter was uiteraard niet bestemd voor de algemene voorraad voor het 'gewone volk', die slechts bestond uit aardappelen, inferieure groenten, taptemelk en gort. Gewikkeld in een krant werd de helft van de vette 'oorlogsbuit' in het holst van de nacht door de heer Koster, zo heette de chef goederenbeheer, bij ons thuis afgeleverd.
Koster, een ras Amsterdammer, noemde het pakket roomboter altijd 'een vuile luier' en die uitdrukking is altijd in mijn familie de ronde blijven doen.
Maar in juli 1944, toen mijn oudere broer 18 jaar werd, veranderde er iets in mijn vaders activiteiten. Hij bood een ongebruikte stookketel van 6 meter lang en 2 meter hoog aan om als onderduikplek voor broerlief te
dienen. Zodra er maar enig teken van onraad was, dook mijn broer zijn 'onderduikadres' in. Meestal was het een loos alarm, maar het gaf een redelijk veilig gevoel.
Minder veilig werd het echter toen twee vrienden van mijn broer, Joop van Soest en Cor Goud, een onderduikadres zochten en mijn vader hun uiteraard zijn ketel aanbood, zodat vanaf ongeveer oktober de ketel plaats bood aan drie actievoerders tegen de Duitse bezetting.
Gelukkig hebben al de drie onderduikers het einde van de oorlog in mei 1945 beleefd, maar dat er soms bange uren waren bij de stokerij van de gaarkeuken aan de Haarlemmerweg heb ik later uit hun verhalen kunnen opmaken.
Onderduiken in een ongebruikte stookketel
Een vette oorlogsbuit in 'een vuile luier'
In augustus 1940 verhuisde ik als negenjarig verlegen ventje, vanuit het landelijk Zeeuwse Zoutelande naar de van Beuningenstraat 46', in de toen nog redelijk keurige Staatsliedenbuurt in Amsterdam.
714 keer bekeken