Van onze uitvoerder Ton moest ik me melden in de Pipowagen voor het gestripte gebouw. ’s Morgens, enige minuten voor zeven uur, deed ik nietsvermoedend de deur van de Pipowagen open. Achterin de wagen ontwaarde ik een onduidelijk figuur die zich uit of in zijn broek stond te hijsen? ‘Doe die deur dicht, klojo’, riep de onduidelijke figuur. In een opwelling van automatisme deed ik snel de deur weer dicht. Zo stond ik daar dan met mijn hand aan de deurknop in vertwijfeling. Zo werd ik zelden begroet! Ik probeerde het voorzichtig nog een keer. ‘Kan ik binnenkomen’, riep ik neutraal. Dat moet je helemaal zelf weten, wat moet je?’, hoorde ik achter de deur. Ik deed de deur open en zei: ‘Sorry, maar ik kan niet weten dat u in uw blote kont staat’. ‘Daar gaat het niet om, maar het is steenkoud met die deur open’, zei hij. Ik keek hem nu recht aan en zag een betrouwbaar gezicht met een kort baardje. Ik zuchtte opgelucht en zei: ‘Ik kom hier werken, hoe vindt je die?’ ‘Daar weet ik niks van, mij wordt namelijk nooit iets verteld’, mopperde hij (Jimmy). Intussen kwam er nog iemand binnen zonder te kloppen? Na wederzijdse voorstelling (Bob) werd er snel koffie gezet want het was natuurlijk weer eens stervenskoud. Na de koffie werden de taken verdeeld. Glashard werd mij medegedeeld dat ik de klote-klusjes moest doen en dat de vorengenoemde personen het nu eens rustig aan gingen doen. ‘Ik vind het best’, zei ik timide, want ik zag wel dat ik tegen deze twee weinig in te brengen had. Het waren twee prachtige collega’s die Bob en Jimmy. Met recht een paar apart.
In verband met de privacy gebruik ik in mijn aantekeningen en verhalen alleen voornamen, roepnamen, bijnamen en scheldnamen.