De eerste in de Burgemeester Eliasstraat, dat was pakweg de Arthur van Schendelstraat uitlopen en je botste tegen de Lourdesschool op. Veel was er niet te zien in de Arthur van Schendelstraat, het eerste stuk ging nog, want daar woonden aan de linkerkant de buren tot en met nummer elf en aan de rechterkant het verboden grasveld. Daarna ging de straat wel door, maar er stonden geen huizen meer langs, althans geen huizen waar je naar binnen kon. Wel aan de rechterkant achterkanten van huizen en aan de linkerkant nog onbebouwde grond, waar later een Openbare Stinksigare School zou komen. Aan het einde van de Arthur van Schendelstraat stond dus de Lourdesschool. Dat was twee keer schrikken als je van de Broeder-, dan wel Zusterschool kwam: ten eerste waren er geen Broeders of Zusters en ten tweede was het helemaal geen School, maar een noodschool. Dat beloofde niet veel goeds: een noodschool zonder Broeders of Zusters en ook nog met jongens en meisjes bij en door elkaar. De drie kinderen splitsten zich en de jongste betrad de noodschool en werd daar hoogst persoonlijk verwelkomd door Het Hoofd Ener Roomsch Katholieke Noodschool, Meester Bos. Die, als hij jarig was van alle kinderen op school een Sigaar kreeg, want toen mocht er nog op school gerookt worden (en hoe!), nog net niet door de kinderen, maar wel door de meesters en juffrouwen.
De twee andere kinderen zetten hun tocht door het toen nog barre Slotermeer voort, één ging naar het uiterste einde van de Jacob van Maerlantstraat (dat was en is toch al een straat waarvan je steeds denkt dat ie afgelopen is, maar na elk hokkenblok staat er weer een ander hokkenblok, dat pas te zien is als je het ene hokkenblok voorbij bent en voorbij het laatste hokkenblok stond de noodschool) en werd hoogst persoonlijk verwelkomd door Het Hoofd Ener Roomsch Katholieke Noodschool, Meester Bos. Die, als hij jarig was van alle kinderen op school een Sigaar kreeg, want toen mocht er zelfs in de klas nog gerookt worden (en hoe!).
D ander moest tot achter het Confuciusplein lopen, alwaar de derde noodschool stond en werd daar hoogst persoonlijk verwelkomd door Meester Bos, Het Hoofd Ener Roomsch Katholieke Noodschool. Die, als hij jarig was van alle kinderen op school een Sigaar kreeg, want toen mocht er nog gerookt worden (en hoe!).
Hoe Meester Bos, de sigaar in de hand, op elke noodschool aanwezig kon zijn is tot op de dag van vandaag onopgelost gebleven. Het kan zijn dat Hij maar op één plaats werkelijk aanwezig was en op de andere twee plaatsen slechts verscheen, want naast van roken hield Hij ook van Maria Moeder van Alle Volken.
(In de rubriek WEDSTRIJD2006 staan de gepubliceerde verhalen bij elkaar.)