We hebben nu twee lessen achter de rug. Ik schrijf ‘we’, want ik voel me meer een van hen dan de juf. Allemaal zijn we behept met een voorliefde voor óf de buurt óf voor schrijven óf (in het mooiste geval) allebei. Aan mij de eervolle taak deze collega’s wat bij te brengen, tien jaar Westerpost-ervaring met hen te delen en vooral ook her en der wat harten onder de riem te steken.
Want waar de een gewoon gaat zitten en met gemak aan een artikel begint, kijkt de ander erg op tegen het opstarten. Waar de een zo een titel voor een verhaal uit de mouw schudt, kan een ander daar dagen over doen of soms er helemaal niet opkomen (lang leve de eindredactie die dat dan mag doen). Ik stel de cursisten gerust. Neem bijvoorbeeld het maken van titels, in jargon kopteksten genoemd. Alhoewel ik mijn teksten er zo uitfloep, moet het toch opvallen dat ik me er met een titel soms makkelijk vanaf maak. Gaat het om iemand die afscheid neemt? Dan luidt de titel veelal: ‘Dag Anton!’ of ‘Dag Hans!’ Is er iets geopend? Dan leest u wellicht: ‘De Zomertuin is open!’ of ‘De voetbalkooi is open!’ of ‘Het Leo Polak is open!’ Lekker makkelijk, niet? Wordt er een liedje gezongen tijdens een bijeenkomst die ik mag verslaan, dan neem ik daarvan een tekst. Bekt altijd lekker, want het liedje is veelal bedacht door een creatieve meester of juf. En dan krijg je: ‘1,2,3,4, de speel-o-theek is hier’ bij een verhaal over de opening van een speel-o-theek. De oplettende lezer zal nu denken dat ook ‘De speel-o-theek is open!’ een typische titel uit mijn pen zou kunnen zijn. Inderdaad. Goed gezien.
Nog een trucje: gebruik gewoon een leuk citaat. Bijna elke geïnterviewde zegt wel iets dat opvalt of zelfs ronduit grappig is. Ooit maakte ik een reportage over een museumbezoek van een schoolklas. De juf maande met vinger voor haar mond de klas continu tot stilte. Het artikel noemde ik ‘Ssssssssssssssssssshhhhhjjjjjjjttttt!’. Een titel – zo leer ik mijn cursisten – moet opvallen en in het allerbeste geval ervoor zorgen dat het artikel dat eraan vastzit gelezen wordt. Ik kan me niet voorstellen dat iemand die opeens ‘Ssssssssssssssssssshhhhhjjjjjjjttttt!’ in de krant ziet staan meteen verder bladert. Dat gaat zeker gelezen worden (in ieder geval de eerste alinea, die dus ook weer pakkend moet zijn, maar dat is een volgende les).
Soms ben ik echt creatief. Dan klap ik – onbescheiden – in mijn handen achter het computerscherm. Een artikel over een vakbeurs over gedecoreerde eieren opende ik met ‘Creatief met ei’. Een artikel over overlast door ganzen: ‘Ganse dag lawaai en poep’. Een artikel over de website van buurt 10: ‘Surfen door buurt tien’. Ik adviseer mijn collega’s deze trucjes toe te passen. Dus houdt de Gaset in de gaten!
Oja, de titel boven deze column kostte mij heel wat meer moeite dan anders. Die moest natuurlijk perfect zijn. Er sneuvelden tijdens het schrijven van deze column heel wat prima titels. Totdat deze overbleef. Oordeelt u zelf.
Gepubliceerd: 31 mei 2006
(In de rubriek COLUMNS staan de columns van Shirley Brandeis allemaal bij elkaar.)