Eerst gingen we dan naar de Dijk, het zandlichaam dat in de jaren dertig in de werkvoorziening was aangelegd, met de bedoeling dat daar ooit een trein zou gaan rijden. De Dijk was een heerlijke speelplaats, maar echt spelen deden wij er niet. Het was toch iets te ver weg van waar wij woonden. Maar we liepen er wel overheen. Helemaal tot het eind, of het begin, het ligt er maar aan hoe je er tegenaan kijkt. Daar gingen we dan zitten om te kijken naar de auto’s op de Haarlemmerweg en naar Sloterdijk, waar toen nog het witte gebouw stond van de Coca-Cola-fabriek En we hoopten we dat er een trein langs zou komen.
Als we daar lang genoeg hadden gezeten, liepen we een eindje terug tot waar je, naar beneden kijkend, een pad naar de De Roos van Dekamaweg zag. Als je die weg afliep, portiekwoningen aan je rechterhand, sportvelden aan je linkerhand, kwam je bij de Multatuliweg. Dat was in onze ogen een drukke weg. Met gevaar voor eigen leven renden we naar de overkant, want daar was waar we heen wilden: een fonteintje. Een groengeverfde schaal op een paal, waar in het midden continu een straaltje water uit omhoog kwam. Water! Natuurlijk hadden we dorst. We dronken zoveel we konden en dan slenterden we moe en lusteloos weer naar huis, want dan viel de afstand tegen.
In 1963, toen ik 10 was, begon de aanleg van de weg die de Einsteinweg of Coentunnelweg wordt genoemd. Ik herinner me nog de zandvlaktes. De Multatuliweg verdween, alles werd anders. Stiekem hoopte ik nog dat als de nieuwe weg klaar was, de Multatuliweg weer in ere hersteld zou worden. Maar helaas, alleen de naam van de sportvelden herinnert nog aan het vroegere bestaan van de Multatuliweg.
Wat mij nu verbaast is dat wij zomaar zo’n eind weg mochten van mijn moeder. Tegenwoordig mogen kinderen onder de 10 jaar niet meer zulke zwerftochten maken. Dat vinden we niet meer verantwoord, al ligt het er wellicht aan waar je woont.