Hij stond voor een van de ingangen van het station Sloterdijk en deed me denken aan Kader Abdolah, de schrijver van het prachtige boek ‘Het huis van de moskee’, dat door Idols-minnend Nederland is uitgeroepen tot het op één na beste boek uit onze literaire geschiedenis. Hetzelfde golvende zwarte haar met hier en daar een zilvergrijze streng, dezelfde ernstige blik in zijn donkervriendelijke ogen en dezelfde borstelsnor. Hij hanteerde alleen geen pen, maar een klarinet waaruit melancholieke tonen, afgewisseld met vrolijk dansende noten, het (voornamelijk) kantoorvolk begeleidden naar de saaie kantoorruimtes verderop in de stad.
Dat was enkele jaren geleden.
Tegenwoordig staan op die plek een batterij opdringerige jongens en meisjes inmiddels vier niet zoveel van elkaar verschillende gratis krantjes onder iedere voorbijkomende neus te duwen. Zouden ze per krantje betaald krijgen? Ik schud tijdig mijn hoofd: ‘goedemorgen, nee dank je.’ Altijd beleefd blijven heb ik mezelf beloofd.
Mijn straatartiest, ik noem hem voor het gemak maar even Kader, kreeg ongeveer gelijk met het uitkomen van de eerste Metro of Spits gezelschap van een Oost Europees uitziende accordeonist en ze verhuisden naar de trappen aan de onder- en achterkant van het station, richting Belastingkantoor en Postbank (geniet nog maar even van deze historische naam, het duurt niet lang meer). Ik hoefde er niet langs, maar liep soms graag even een trapje om.
De tonen weerkaatsten nog mooier tegen de betonnen pilaren om in de richting van Halfweg te vervagen.
Dat was dus enkele jaren geleden. Ik zie Kader tegenwoordig niet meer, maar het aantal muziekmakers heeft zich vermenigvuldigd alsof er een drieling is geboren. Drie vrijwel gelijke orkestjes van drie vaak droevig kijkende mannen met klarinet, accordeon en soms een snaarinstrument. Het is teveel en het wordt muzakkerig. Ik verlang terug naar het treffend simpele geluid van Kader.
Gepubliceerd: 26 september 2007
Lees ook de andere verhalen van Ruud.