Vroeger stonden er her en der in de stad van die ‘krullen’, de originele van ijzer en later ook in stenen uitvoering, zoals bij ons op de hoek van de Burgemeester Fockstraat/Vening Meineszlaan.
Je ziet ze helaas steeds minder, deze zegens voor de mannelijke mensheid die geen 75 euro wil dokken voor het ‘plantjes water geven’ in het dichtstbijzijnde groengebied, dat overigens in Slotermeer in overvloed aanwezig is.
In de 80-er jaren maakten de afsluitbare, zichzelf na de boodschap volledig van binnen reinigende toiletkokers hun opmars (een soort ‘peperbussen’); eerst een gulden entree, later een euro en altijd angst dat ie al begon te reinigen terwijl je er nog op zat.
Ze deden volgens mij vooral hun intrede omdat het vrouwelijke deel van de bevolking het, terecht, zat was om almaar hun plas op te moeten houden of bloot te moeten staan aan glurende blikken als ze ook van een ‘krul’ gebruik wilden maken.
Al deze gedachten flitsten door mijn hoofd terwijl ik ‘m letterlijk geweldig stond te knijpen.
Maar zoals een treffend spreekwoord zegt: ‘als de nood het hoogst is is de redding nabij’.
Aan de andere kant van de brug aangekomen zie ik een grijs bordje in de vorm van een pijl met een sierlijk Frans aandoend uiteinde en een wit opschrift ‘urinoir’. Aan een kant is de ‘o’ verdwenen en ontstaat ‘urin ir’. Ik vertaal het vrij in ‘plas hier’ en volg de pijl een stenen trapje af naar onder de brug.
Ingenieus zijn daar twee hokjes aangebracht, van spiedende blikken langs het water afgeschermd door metalen roosters met gaten.
Automatisch kijk ik eerst toch even schichtig achterom. De muur waar ik niet tegenaan behoor te urineren is met onbegrijpelijke graffiti beklad. Geen tijd om er lang bij stil te staan.
Een zucht en opgelucht vervolg ik mijn weg. Ik zei het al: een zegen.
Gepubliceerd: 28 maart 2008
Lees ook de andere verhalen van Ruud's Rondje.