Het is zaterdag en de lente is nog maar net begonnen. Vanuit mijn werkkamer op de eerste verdieping ziet onze sloot er vandaag schoner uit dan anders. Misschien ligt het aan mijn stemming. Er ligt geen kroos en het licht rimpelende wateroppervlak weerspiegelt meer dan alleen de heldere lucht. De vernieuwde nog blankhouten beschoeiing die me toelacht als een mond vol pas gepoetste tanden en de bijna vijftig jaar oude essen die zomers met hun forse kruinen een natuurlijk geluidsscherm zijn tussen de drukbereden Haarlemmerweg en onze woonstee. Buiten wonen en toch Amsterdam. Een koppel kakelende eksters vliegt kijvend als een te lang getrouwd echtpaar langs het raam. Twee jaar terug zijn een paar bomen gekapt. In verband met de aanleg van een eco-oever, zo werd in het stadsdeelbulletin aangekondigd. Bij de school even verderop staat sindsdien een planbord met nadere informatie over de bijdrage van Geuzenveld-Slotermeer aan ‘het natte econet Westelijke polders Amsterdam’. 1800 meter natuurvriendelijke oever. Gereed medio 2001. Ik sla de Van Dale open en lees dat eco een van het Griekse ‘oikos’ (huis) afkomstig voorvoegsel is ter aanduiding ‘dat het in het tweede lid genoemde betrekking heeft op het natuurlijk milieu’. Ik blik richting Station Sloterdijk en stel vast dat Amsterdam West het milieu de laatste jaren vooral heeft vormgegeven door glas- en betonbouw.
Met één hand boven m’n ogen scheid ik de Haarlemmerweg en de achterliggende kantoorgebouwen van het groen. ‘Mmm’, bedenk ik, ‘het kan nóg natuurvriendelijker’. Enfin, vorig jaar werd er gebaggerd om ons water weer ‘in beweging’ te brengen en een onduidelijke grondsoort werd over het gras gestort. Stukken metaal, plastic en hier en daar een boomstronk staken boven de aarde uit. Vorderingen voor de beloofde oevers bleven echter uit. Tot vorige week. Eerst verschijnt een trekker met achter zich een soort puntige deegroller. De grond ziet er meteen een stuk malser uit. De volgende dag manoeuvreert een andere trekker omzichtig een gierkar langs onze voortuin richting de slootkant en spuit tot drie keer toe iets in het water. Mijn nieuwsgierigheid is niet te bedwingen en een nieuwe wandeling naar het planbord biedt uitkomst. Eilandjes.
Op de terugweg zie ik dat een waterhoen een al wat verder geëvolueerde hoop modder heeft geannexeerd. Qua ecologie een stuk wijzer thuisgekomen ontwaar ik mijn buurman. Hij staat tot aan zijn middel in een door hemzelf in de voortuin gegraven gat van een kubieke meter. De afvoer onder zijn keuken is verzakt en de reparatie van buitenaf heeft het gewonnen van de demontage van de complete keuken. Boven het gat heeft hij eigenhandig een hijsstellage gecreëerd voor de tientallen zakken zand die in afwachting van de loodgieter naar de achtertuin moeten worden verplaatst. ‘Hé Peet, we krijgen een eco-oever!’ De verkeersstroom op de Haarlemmerweg overstemt mijn informatie. ‘Wat zeg je?’ Mijn buurman laat zijn schop even rusten en kijkt omhoog. ‘Dat we een eco-oever krijgen. Met eilandjes en oorspronkelijke waterbewoners en zo.’ Peter haalt zijn schouders op. Zijn ogen kijken gelaten langs me heen in de richting van onze sloot. ´Ja, dat hebben ze vorig jaar ook al beloofd. We zien wel´. Normaal is hij nogal behept met de natuur, maar nu blijkbaar even niet. Ach het idee moet ook nog groeien.