Toen we in Geuzenveld kwamen wonen lag er nog allemaal zand voor de deur. We woonden boven Slagerij Blommesteijn, in een kleine 4-kamerwoning op de hoek van de straat. Het was een koud huis - ik had altijd koude voeten - maar daar wende je op den duur aan. Mijn kleindochter herinnert zich nog dat we altijd dikke truien en warme sokken aan deden. In de woonkamer hadden we wel een kachel (eerst gestookt met kolen, later kregen we aardgas), maar in de keuken en de wc hadden we geen kachel. In ons huis was een douche (een grote luxe was dat) en een lavet. Daarnaast zat een gat met deksel en daar zat de centrifuge in. Die draaide zo hard, geweldig vonden we dat.
Niemand deed wat aan de trap, dus maakte ik alles schoon en kreeg ik vaak complimentjes. De melkboer, de groenteboer en de kolenboer kwamen langs huis en deden de boodschappen in een mandje dat aan de trap hing.
Ik ben Protestants, dus gingen de kinderen vanzelfsprekend naar de Timotiusschool. Dat was toen een houten noodschool. Ik bracht de kinderen altijd zelf naar school, anders moesten ze alleen omdat veel kinderen in de buurt Katholiek waren en dus naar de katholieke school gingen.
De kinderen zaten op sportvereniging Vlug en Vaardig; ze deden er aan gymnastiek en aan voetbal.
Elke zondag gingen we wandelen in het Eendrachtspark. De Albardagracht was er wel al, maar het was er toen nog helemaal kaal, er waren geen bomen, het was meer nog een moeras.
In de zomer kwam op zondag altijd de ijscoman langs, maar ik mag door mijn geloof op zondag geen geld uitgeven. De kinderen gingen dan altijd naar hun vriendjes en vriendinnen, die wel een ijsje mochten en dan konden ze toch nog een ijsje krijgen.
Het was altijd heel gezellig met de buren. Elke woensdagochtend, als de kinderen naar school waren, zaten we op de trap koffie met elkaar te drinken en als de kinderen om twaalf uur uit school kwamen ging iedereen weer zijn eigen weg.
De straat was altijd heel schoon, wat jammer genoeg veranderde toen in de jaren ’80 en ‘90 de buurt begon te verpauperen. Ook had elke straat een eigen speeltuin, zo kon je gemakkelijk contacten leggen met de buren. Heel vroeger, toen de kinderen nog klein waren, zaten we op de banken bij de speeltuin te breien, en dan was het om vijf uur gauw naar huis om om zes uur het eten op tafel te hebben.
Toen ik het huis verliet in 1991, was alles nog gaaf, er was niets kapot gegaan. Het was dus een sterke woning. De ruimte in huis die ik nu heb misten we toentertijd wel, maar de gezelligheid om met z’n negenen in ons kleine huis op de hoek van de Jelte Eelsmastraat te wonen, mis ik nu zeker.
Gepubliceerd: 15 december 2006
Link naar meer verhalen uit de Eendrachtsparkbuurt.